hij terug met pijpen en tabak. Gezeten op
een vat wijn werd het gesprek vervolgd,
waarbij Nannings zeer geïnteresseerd was
in de reis die Jan Pot achter de rug had.
Na ongeveer een uur nam het gesprek
plotseling een andere wending. Nannings
merkte op dat Jan een mooie kerel was en
zelfs kloeker was dan hij. Hij informeerde
of Jan wel zo "heet van nature was als hij."
"O, daar is het niet aan gelegen," merkte
Jan Pot op, "want als ik niet bij haar
terecht kan, kan ik het wel slussen."
Vervolgens vroeg Jan aan Nannings hoe
het, wat dat betrof, met hem gesteld was.
Hij had immers een jonge vrouw en boven
dien ook nog een meid. En als hij daar niet
Cornelis Nannings woonde in een huis aan de
noordzijde van de haven van Veere. Detail van
de plattegrond van Veere (omstreeks 1686-
1696). Kopergravure uit de 'Cronijk van Zee
land' van M. Smallegange. (Zeeuws Archief,
Zeeuios Genootschap, Zelandia Illustrata, deel
I, nr. 351)
waarom hij nog niet getrouwd was, terwijl
hij toch al lang verkering met Agatha had.
Agatha was de meid van de zeepzieder
Paulus Meyn, wiens zeepfabriek niet ver
van het woonhuis van Cornelis Nannings
vandaan stond. Ook wilde Nannings weten
genoeg aan had, dan moest hij maar eens
met hem naar Ierland gaan, want daar
waren heel veel hoeren. "Wat mijn vrouw
belangt en de meid, dat wil niet veel zeg
gen," antwoordde Nannings en hij sloeg
zijn arm om Jan heen en legde zijn hand
in diens hand. Tot driemaal toe gaf hij hem
een duw, zodat Jan bijna van het vaatje
viel.
Daarna stelde hij voor om naar de kelder
onder het huis van buurman Cornelis
Kievys te gaan, waar het niet zo koud was
als in deze kelder. Bovendien stond het
daar vol met vaten wijn waar Jan net zo