veel van mocht drinken als hij wou. Toen
ze via een deurtje in de kelder van Nan-
nings in de andere kelder kwamen, zei
Nannings dat hij maar eens achterin die
kelder moest gaan kijken, waar de beste
wijn bewaard werd. Daar aangekomen
greep Nannings plotseling de hand van de
nietsvermoedende Jan Pot en bracht die
naar zijn broek. Hier was Jan niet van
gediend en hij zei: "Schelm, wat wil je
doen?", waarop hij onmiddellijk een slag
van Nannings te pakken kreeg en tegen
de vaten vloog. Terwijl hij overeind krabbel
de, toonde Cornelis zijn geslachtsdeel.
Hiervan schrok Jan zich een hoedje en zo
snel als zijn benen hem konden dragen
rende hij de kelder uit, een vloekende en
tierende Cornelis Nannings achter zich
latend.
Soortgelijke ervaringen hadden ook de 20-
jarige Andries Holm, die eveneens
matroos op 'De hoop van Veere' was,
Abraham Bouxem en de timmerman Elias
Brix uit Veere. Hoewel de laatste twee wel
afwisten van de praktijken van Nannings,
lieten ze zich toch overhalen om een glas
wijn bij hem te drinken. We mogn er dan
ook van uitgaan dat er nog tal van anderen
zijn geweest die op dezelfde wijze door
Cornelis Nannings zijn benaderd doch
hiervan geen aangifte hebben gedaan.
Zijn 'slachtoffers' zal hij voornamelijk
gezocht hebben onder de talloze matrozen
die dagelijks voorbij zijn woning aan de
kade liepen.
In geuren en kleuren
Nadat Cornelis Nannings gevangen was
gezet op de Montfoortse Toren, vond op 8
september het eerste verhoor plaats. Het
werd afgenomen in de verhoorkamer van
de gevangenis door de baljuw, mr. Lambert
Jacob van Tets, in aanwezigheid van de
schepenen-commissarissen mr. Wilhem
Schorer en Marinus Bastiaansen en de
griffier die de antwoorden die Nannings op
de gestelde vragen gaf, noteerde.
In geuren en kleuren vertelde de toen 32-
jarige Cornelis over alle homoseksuele
contacten die hij gedurende de afgelopen
jaren in Middelburg en Veere had gehad.
Hij schaamde zich er helemaal niet voor
en scheen er zelfs van te genieten om tot
in de kleinste details te vertellen wat hij
met andere mannen had gedaan. Al snel
noemde hij de namen van de Middelbur
gers Johan de Cliever van de Pottenmarkt,
de meesterkuiper Cornelis van Nieuwe-
kerk, de goudlederbehanger Boudewijnse
uit de Lange Delft en Jacobus Fernij uit de
Brakstraat, met wie hij tijdens zijn leer
periode als kuiper seksuele handelingen
had gepleegd. Van de Veerenaren noemde
hij de koopmansbode Hendrik Meyer, de
schoolmeester Robbert de Bruyn, Dirk van
Thiene, de koffieschenker Monet, de bier
werker Jan Mus, de thesaurier (ambtenaar
die de financiën van de stad beheerde) dr.
Evert Evertse en de havenarbeider Jan
Cornelisse, alias Jan de Commissaris.
Toen Nannings gevraagd werd waarom hij
de matroos Jan Pot mee in zijn kelder had
genomen, antwoordde hij: "Uijt een ver
vloekte nieuwsgierigheijd om te streelen
en te speelen." Hij had zelfs zijn knecht
naar huis gestuurd om alleen met de
matroos te kunnen zijn.
Op de vraag aan het eind van het eerste
verhoor op 8 september of hij berouw had
van zijn daden, antwoordde Nannings dat
hij dat volstrekt niet had. Slechts één keer
had hij iets gedaan waarvan hij achteraf
spijt had. Dat was toen hij met Jan Corne
lisse op de zolder van de paardenstal van