moeite alle bemanningsleden opgetrom meld hadden, gingen we weer aan boord van de Atalanta en stoomden we richting Middelburg, dat maar twee mijl verderop ligt. Op de oevers van dit mooie kanaal was een knappe illustratie te zien van het zwaard dat in een ploegschaar verandert. Op korte afstand van elkaar zijn overal meerpalen geplaatst, zodat de schepen geen excuus hebben om hun anker in de dijk te steken. In dit kanaal zijn er kanon nen in de grond gegraven die een meter boven het staartstuk uitsteken en geweldi ge meerpalen vormen." G. Christopher Davies Naschrift Het verhaal van 'Een kermis in Souburg' is opgenomen als het 28ste hoofdstuk van het boek De ontdekking van Nederland. De tocht van de SS Atalanta over de rivie ren en kanalen van Nederland en Vlaande ren, door de Engelsman G. Christopher Davies. Dit reisverslag werd in 1886 uitge geven. Ruim een eeuw daarna trof Dik Broekman het boek aan in een Amster dams antiquariaat. Scepter Uitgeverij te Bussum besloot het in een Nederlandse vertaling uit te geven. Nienke Groenendijk- Feenstra vertaalde de tekst. Christopher Davies maakte, zoals is te lezen, foto's van situaties en mensen die hij onderweg tegenkwam. Helaas zijn de twee in het boek afgebeelde foto's van Oost-Souburg van een te slechte kwaliteit om ze in De Wete te kunnen overnemen. Het boek is te bestellen bij Scepter Uitge verij, Meerweg 6, 1405 BE Bussum, tel. 035-6923808. De bij dit artikel geplaatste illustraties zijn drie houtgravures naar tekeningen van Ad. Dillens, opgenomen in het boek 'De aarde en hare volken' uit 1875. Samen met nog zeven andere gravures, voorstellende Walcherse land lieden en hun gebruiken, zijn ze opgenomen in de historisch-topografische atlas 'Zelandia Illustrata' van het Koninklijk Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen (deel III, nrs. 964a-g, 964a-i en 964a-k). Een andere fraaie afbeelding van de Souburgse kermis, uit 1860, is te vinden in deel III, nr. 985. De 'Zelandia Illustrata' wordt bewaard bij het Zeeuws Archief te Middelburg.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 33