'verkenners' daar ook reeds teruggekeerd en ze konden verslag uitbrengen van hun waarnemingen. Die mannen waren nogal geëmotioneerd en vertelden dat ze tot hun verbazing bij hun aankomst aldaar alles in diepe rust hadden aangetroffen. Nathouden De hekken van het fabriekscomplex ston den gewoon open en men had niet eens de moeite genomen om wacht te houden in zo'n gevaarlijke situatie. Na de molen- meester uit zijn bed getrommeld te hebben kregen ze te horen dat er helemaal geen gevaar dreigde. Het kruitmagazijn was overdag en 's avonds natgehouden en het schip was al nagenoeg uitgebrand. De brandweer van Veere hoefde in ieder geval niet meer te komen; er kon immers altijd nog een beroep gedaan worden op de brandweer van Kleverskerke of Arnemui- den. De brandweerlieden zullen onthutst en teleurgesteld geweest zijn door zo'n bood schap. Al hun moeite en bereidwilligheid was tevergeefs geweest. Ze hadden wel kwaad weg willen lopen, zo gefrustreerd waren ze. Desondanks waren ze nog tot drie uur 's nachts bij de havenmonding blij ven wachten om eventueel nog te kunnen assisteren. Daarna waren ze maar naar Veere teruggekeerd, evenals de 'gepreste' schipper die verder ook niet in actie had hoeven komen. De redactie van de Middelburgsche Cou rant kwam enkele dagen later al met een rectificatie en het aanvullende bericht dat "de gezaghebbende op de Molen vijftien uren aaneen dit schroomvolle onheil moet hebben aangezien daar hij den brand had kunnen blusschen of matigen door een geringe opening te doen boren of hakken in den romp van het schip, onder water, waardoor hetzelfde dadelijk water moest inkrijgen." De "geduchte gevolgen" die de brand had kunnen veroorzaken werden op rekening van de molenbaas geschreven. De directie van het brandwezen in Middel burg trof geen blaam, daar de brand pas de volgende morgen in de stad bekend werd en het schip toen al grotendeels uit gebrand was. Verder onderzoek Voor de gouverneur was het krantenbe richt aanleiding om de zaak verder uit te zoeken. Hij verzocht de eigenaar van de kruitmolen om nadere informatie over de gang van zaken tijdens de brand. De Bruijn schreef dat, zodra het brandende schip gesignaleerd was, de molenbaas zich naar de zeedijk begeven had en de schipper gemaand had om het schip zover mogelijk van de wal te houden. Deze was daar ech ter door de snelheid waarmee het vuur zich uitbreidde niet meer toe in staat en moest ijlings het in een vuurzee verander de schip verlaten. Daarna had de baas zich met zijn 'bedienden' en een brandspuit naar het kruitmagazijn begeven en het gebouw steeds natgehouden. Tot de ande re morgen vijf uur toe, althans met onder brekingen. In de tussentijd zullen ze wel even geslapen hebben. Omstreeks drie uur in de nacht was de voorhoede van de Veerse brandweer daar aangekomen. Het schip was al nagenoeg geheel uitgebrand en de wachthoudende knecht, David Tange, "gekleed en niet slapende", had de brandweerlieden naar het magazijn verwe zen waar de baas was. De aanwezige brandspuit was toen net niet in bedrijf, daar kort tevoren nog alles natgespoten was. En dat de hekken openstonden kwam

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2002 | | pagina 37