A a ~-
Ook de openbare school in Biggekerke
bezat een kelder waarin stoute leerlingen
werden gegooid. Deze grote, sombere
ruimte werd de paddenkelder genoemd.
Behalve spinnen en pissebedden vertoef
den hier ook padden en ander ongedierte.
In dit strafverblijf werden ook landlopers
tijdelijk gehuisvest. (De school was immers
eigendom van de burgerlijke gemeente.)
Zo wist de schrijver K. Wielemaker (1870-
1918) van het boekje Biggekerke, zijn bur
gerlijke en kerkelijke geschiedenis (1903)
zich te herinneren dat eens een landloper
in de kelder werd gestopt. Wielemaker
schreef: "Nog heugt me, hoe eens op een
voormiddag zoo'n gast onder onze voeten
geherbergd was, die af en toe 't onderwijs
kwam storen door geschreeuw en gefluit,
terwijl wij maar niet konden begrijpen, hoe
iemand in dien akeligen donkeren padden-
kelder nog schik kon hebben." Tot 1883
heeft deze paddenkelder dienst gedaan.
De tijden veranderden. Op het eind van de
negentiende eeuw kwam in de wet te
staan dat er op de school niet meer mocht
worden geslagen. Daar zal niet elke
pedagoog zich aan gehouden hebben. Een
Leerlingen van de openbare lagere school te
Oostkapelle in 1907. Afbeelding opgenomen in
'Oostkapelle in oude ansichten deel 1door A.J.
de Broekert.
draai om de oren of een pets met een lini
aal kwamen ook in de twintigste eeuw nog
voor. Ook in de hoek staan, op de gang
gezet worden, nablijven en strafregels
schrijven bleven geliefde maatregelen om
de leerling een lesje te leren. Gelukkig
behoren de strafwerktuigen en de padden-
kelders tot het verleden.
Frans van den Driest
Geraadpleegde boeken:
- H.M. Kesteloo, 'Oostkapelle in woord en
beeld', 1909.
- B.J. de Meij, 'Serooskerke, zijn burgerlijke en
kerkelijke geschiedenis', 1918.
- Vader, 'Een Oud-Walcherse dorpsschool',
in: Neerlands volksleven, februari 1965.
- K. Wielemaker, 'Biggekerke, zijn burgerlijke
en kerkelijke geschiedenis'1903.