schuur waren niet direct bruikbaar. De schuur kon met tijdelijk herstel weer snel in gebruik genomen worden. Later werd de schuur definitief hersteld en werden de houten wanden vervangen door stenen muren. Het huis was dusdanig beschadigd dat er eerst een noodwoning moest komen, en daarna werd er in 1950 een nieuw huis gebouwd. De bomen van de erfbeplanting waren dood en moesten gerooid worden. Brandhout was er dus genoeg in deze tijd van kolenschaarste. Als je naar school ging, moest je behalve je boterham trou wens ook brandhout meenemen. Of je vader bracht dat met paard en wagen. In 1946 kon weer met boeren begonnen worden. Het ging allemaal nog wat moei zaam. Goed drinkwater voor mens en dier was bijvoorbeeld altijd al een probleem geweest op 't 'of in den 'oek, maar nu moest het allemaal aangevoerd worden. Herverkaveling In 1946 kon er op Walcheren ook weer voor het eerst gezaaid worden. Zomergerst zou volgens de landbouwvoorlichting de beste resultaten geven. De oogst viel niet tegen. Vanuit het hele land werden zelfbin- ders en dorsmachines ingeschakeld om de oogst te bergen. Een volgende stap in de ontwikkeling was een rigoureus herstelplan dat de overheid lanceerde om Walcheren er weer bovenop te helpen: de Herverkavelingwet 1947 werd aangenomen in het parlement. Door betere verkaveling, ontwatering en ontslui ting werden ook op 't of in den 'oek de voorwaarden geschapen voor een doel matiger agrarische productie. Hoewel het 'of niet direct een slechte verkaveling had - het lag redelijk aaneengesloten - was het aantal percelen en het aantal sloten groot. Het aantal kavels werd terugge bracht van ruim twintig naar zes, waardoor ook een deel van de sloten verdween. De landerijen waren zodanig ingericht dat ze voldeden aan de eisen voor akkerbouw, de gewaskeuze werd beperkt door de kwa liteit van de grond. De bereikbaarheid van 't of verbeterde door de aanleg van de Kluithoekweg. In 1950 overleed Job Dekker. Zijn weduwe zette het bedrijf voort. Het was nog steeds een gemengd bedrijf, al was de akkerbouw verreweg het belangrijkste. In het begin van de jaren vijftig betekende dat een grote oppervlakte droge erwten, granen en suikerbieten en een beperkte oppervlakte aardappelen. Blauwmaanzaad, vlas of andere zaden teelde men soms op con tract. De oppervlakte grasland verminder de zodat er slechts ruimte was voor niet meer dan vier melkkoeien en drie paarden. In 1959 werd de eerste trekker aange schaft. In de loop van de jaren leidden de ontwikkeling van de mechanisatie en het teruglopende rendement van de akker bouw tot het besluit om de melkveehoude- rijtak groter te maken. De mogelijkheden daartoe waren geschapen door de aanslui ting op het waterleiding- en elektriciteitsnet in de loop van dat jaar. Water vormde nu geen probleem meer en elektriciteit maak te het mogelijk machinaal te gaan melken. Het werd weer een echt gemengd bedrijf met twaalf tot vijftien melkkoeien. In 1963 werd het bedrijf door de schrijver van dit artikel, de oudste zoon van Job Dekker, overgenomen. Gezien de kwaliteit van de grond en de ontwikkelingen in de landbouw leek de melkveehouderij meer toekomstperspectief te bieden dan de akkerbouw. In 1974 viel dan ook de beslis-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 29