Vadertje
gaatje gemaakt. Vervolgens werd met
spuug of een beetje water het carbid geac
tiveerd zodat het ontplofbare carbidgas
ontstond. Snel deden we dan het goed
sluitende deksel erop en werd de bus
onder een voet vastgezet. Wanneer dan
een aangestoken lucifer vóór het gaatje
werd gehouden, ontplofte het carbidgas in
de bus en het deksel vloog enkele meters
weg, met een luide knal. Het gebeurde ook
weieens dat de bus zelf uiteen spatte!
Carbid was verkrijgbaar bij fietsenmaker
Piet Sturm op de Kaai, die het in voorraad
had voor bijvoorbeeld de carbidlantaarns
op de fietsen.
Met pijl en boog schieten. Met een
zelfgemaakte boog van bijvoorbeeld buig
zaam wilgenhout werden pijlen van riet
met een dop van flienderout (ongeveer vijf
centimeter hout met een zachte kern van
een vlier) op elkaar en op andere doelen
geschoten. Niet ongevaarlijk!
Met proppenschieter schieten. Uit een
recht stuk hout van een vlier van ongeveer
20 centimeter werd de zachte kern gepeu
terd zodat een hol buisje ontstond. In die
holte werd een stokje gestoken met aan
het ene eind een verdikking. Het andere
eind werd wat geplet totdat het goed de
holle buis afsloot. Aan het ene eind van de
buis werd een prop - door kauwen natge
maakt - geplakt en aan de andere kant
werd de 'stamper' ingebracht. Het flink
aanduwen van de stamper (bijvoorbeeld
tegen je buik) veroorzaakte samengeper
ste lucht in de buis, waardoor de prop met
een knal een eind wegvloog. Niet geheel
ongevaarlijk!
J.D. de Voogd
In de volgende Wete nog meer Veerse jongens
spelletjes.
't Liekt wè of ze die paeren musters
voere
Vóór de inundatie van Walcheren in 1944
lagen veel boerderijen verscholen achter
windsingels. Deze singels bestonden voor
namelijk uit olmen (iepen), essen en popu
lieren. Boerderijnamen als Olmenveld (Se-
rooskerke) en Essenhof (Gapinge) spreken
voor zich.
Ook d' 'ofweie (de hofwei was de wei die
dicht bij het hof, de boerderij lag) werd met
deze boomsoorten beplant. In het koude
t
voor- en najaar liep het vee hier beschut
rond. De grenzen van de weiden waren
afgezet met meidoornhagen en soms ston
den er knotwilgen in. Een wei met knotwil
gen werd een troenkweie genoemd. En in
de bogerd (boomgaard) stonden hoog-
stam-fruitbomen.
Het snoeihout van al deze boomsoorten
werd gebruikt. Zo werd de oven voor het
wekelijks bakken van het brood ermee
gestookt. Vooral doornmusters (takkenbos
sen van de meidoorn) werden hier graag