voor gebruikt. Deze houtsoort gaf veel
warmte.
Het hout moest natuurlijk goed droog zijn.
Daarom werd het na het snoeien in bos
sen gebonden. Zo'n bos snoeihout heette
een muster. De takkenbossen werden op
een stapel te drogen gelegd en die werd
een musterstaepel genoemd.
aan de waterbaljuw afstaan. In 1546 werd
door Wet en Raad van Middelburg beslo
ten dat niet de schippers maar de gebrui
kers belast moesten worden. Bakkers en
poorters (inwoners) van Middelburg die
schepen met hout en mutsaards voor
eigen gebruik lieten komen, werden ver
plicht enig hout (mutsaards) of turf aan de
baljuw van de haven af te staan.
Zoals al is gezegd, had de boerin de mut
saards nodig voor eigen gebruik. De bak
kers waren hoofdzakelijk aangewezen op
openbare verkopingen. Overleed een boer
of ging hij rentenieren en waren er geen
opvolgers, dan werd zijn bezit publiekelijk
verkocht, dus ook de musterstaepel. De
eigenaar van de boerderij Leeuwendamme
in Serooskerke bood op een openbare ver
koping op 12 januari 1847 niet minder dan
18.000 "drooge mutsaards" te koop aan.
En op 23 april 1847 werden in Seroosker
ke op boerderij Olmenveld van wijlen Jaco
bus Lampers, in het openbaar "8.000 droo
ge Essen en Willigen Mutsaards" geveild.
Verscholen achter een windsingel ligt de boer
derij Wilhelmina's Oord in Grijpskerke. (Coll.
Zeeuws Documentatiecentrum)
Muster is een verbastering van het Neder
landse woord mutsaard of mutserd.
Niet alleen op de boerderij werden deze
takkenbossen gebruikt. Ook de bakker in
het dorp of in de stad maakte er gebruik
van. Het hout werd zelfs per schip aange
voerd. Zo gaf Middelburg in 1544 een
ordonnantie uit: schippers die turf of hout
naar Middelburg vervoerden, mochten het
havengeld in natura betalen met een deel
van hun lading. Werden er mutsaards ver
voerd, dan moest de schipper er twaalf