Inkomen
Middelburg telde twee Franse scholen, een
voor jongeheren en een voor jonge juffrou
wen. Het waren beide openbare stads
scholen, wat betekende dat ze door de
gemeente waren opgericht en werden
'onderhouden': Borking en zijn vrouwelijke
collega konden op een vast stadstrakte-
ment rekenen. In 1810 en ook nog in 1829
bedroeg de jaarlijkse bezoldiging van
Borking 300,-. Omdat de stad geen
schoollokaal beschikbaar stelde, moest hij
daar zelf voor zorgen. De gemeente maak
te dat met een jaarlijks bedrag van 300,-
("indemniteit van huishuur") goed. Het
schoolgeld bedroeg 5,40 per maand. Van
gemiddeld vijftig leerlingen ontving hij dus
ongeveer 3.240,-, wat zijn jaarinkomen
op een kleine 4.000,- bracht, een mooi
bedrag voor die tijd. Daar gingen de
'bedrijfsonkosten' nog wel vanaf: tafels en
banken, leermiddelen en ook onderhoud
van het schoolhuis waren voor rekening
van de schoolhouder.
Het aantal leerlingen varieerde. In 1812
waren het er 52, drie jaar later - met het
vertrek van de Franse bezetters was de
belangstelling voor het Frans sterk afgeno
men - nog maar 29. Een opgave over
1825 laat weer groei zien; het aantal leer
lingen was tot 65 gestegen. Het spreekt
vanzelf dat er voor zoveel scholieren, in de
leeftijd van negen tot ongeveer twaalf jaar,
een extra onderwijzer nodig was, een
secondant. Of Borking deze hulponder
wijzer, zoals dat heel lang de gewoonte is
geweest, uit eigen zak moest betalen en
hem ook nog kost en inwoning had te ver
schaffen, weten we niet. Wei is bekend dat
hij naast een secondant er meestal nog
een kwekeling op nahield. In 1833 trad zijn
zestienjarige zoon Gijsbertus als zodanig
aan, wat mooi meegenomen was. Hij bleef
thuis in de kost en zal van zijn vader
slechts een geringe toelage hebben gekre
gen; Gijsbert moest tenslotte nog veel
leren! Hij bezat de vierde, dus de laagste
rang maar wel met een 'aantekening' voor
Frans, wat op de school voor jongeheren
goed van pas kwam.
Onderwijs
De voor meisjes en jongens uit de betere
stand bestemde Franse scholen kwamen
in twee vormen voor.
1De Nederduits/Franse school, die niet zo
veel verschilde van de gewone lagere
school maar die om de Franse lessen aan
de oudere leerlingen en om het meer uit
gebreide leerprogramma hoger werd
gewaardeerd.
2. De 'echte' Franse school, waar de voer
taal Frans was en die als een vorm van
voortgezet onderwijs werd beschouwd. De
leerlingen die, hetzij thuis of op een Neder
duitse school in hun woonplaats, al enige
jaren gewoon lager onderwijs hadden
genoten, leerden er Frans spreken en
schrijven en kregen bovendien les in aard
rijkskunde, geschiedenis, natuurkunde en
enkele andere 'wetenschappen'.
De school van Borking behoorde tot de
laatste categorie.
In 1800 had hij zijn instituut geopend. Een
jaar daarna werd de eerste nationale
schoolwet van kracht, gevolgd door de
wetten van 1803 en 1806. Het schooltoe
zicht in Zeeland was in handen gekomen
van drie schoolopzieners. De in Middelburg
wonende ds. A. van Deinse had Walche
ren, Sint-Joosland en Noord-Beveland
onder zijn hoede. In zijn koetsje trok hij
langs de plattelandsscholen. Het waren
dikwijls sombere, benauwde en morsige