Over siesteren en duifje sprienge
Veerse straatspelletjes in de jaren dertig van de vorige eeuw 2
In de vorige Wete maakte ik onder de titel
'Over hoepelen en vliegeren' een begin
met een overzicht van spelletjes die mijn
vriendjes en ik speelden in Veere, zo'n
zestig, zeventig jaar geleden. Wij speelden
heel andere spelletjes dan de kinderen van
tegenwoordig. Wij waren voortdurend bui
ten te vinden. De straat was van ons. Hier
volgt het tweede deel van mijn verhaal.
Fluitjes van wilgenhout. Een stokje
wilgenhout van ca. 2 cm doorsnee en ca.
12 cm lang werd met bijvoorbeeld een
mesheft beklopt tot de bast loskwam van
het hout. Keepje in de bast, een mondstuk-
je om te blazen en het fluitje was gereed.
Fluitjes van toeters toeters fluiten-
kruid). Lengte van de stengel ca. 20 cm,
waarin met een mes in de lengterichting
een sneetje werd aangebracht. Aan één
kant was het stengeltje dicht; aan de ande
re kant werd geblazen, zodat een wat kla
gelijk geluid ontstond.
Fluiten op schelpen. Met beide duimen
in bijv. een kokkelschelp. Net boven de dui
men blazen om een fluitend geluid te krijgen.
Landverovertje. Op een kaal stuk grond
werd een vierkant van circa een vierkante
meter getrokken. De jongens gooiden om
beurten hun zakmes binnen het vierkant
(het land). Elke speler bakende in de rich
ting zoals het mes in de grond stond zijn
territorium af.
Peeslik (op stokje) gooien. Met een
taai, dun wilgenstokje van ca. 60 cm een
balletje peeslik (Walcherse klei van door
de boeren aangevoerde suikerbieten op de
Kaai) zover mogelijk weg zien te zwiepen.
Keitjes wegslingeren met touwslin-
ger. Beide einden van een touwtje met in
het midden bijvoorbeeld een stukje leer,
waarin een steentje werd gelegd dat met
een zwaaiende beweging ver weg werd
geslingerd.
Siesteren. Een plat steentje (bijv. een
stukje leisteen) zo hard mogelijk laag over
het water gooien, zodat het meerdere
malen dansend over het water ging.
Sleutel aan touwtje, luciferkoppen
met spijker erin. In een oude holle sleutel
deden we luciferkoppen en met een spijker
sloten we het af. Aan het andere eind
knoopten we een touwtje. Dat sloegen we
tegen de muur en met een harde knal
sprong de spijker uit de sleutel.
Van de dijk afrollen. Er waren in Veere
nogal wat (hoge) dijken waarvan we ons
languit met veel plezier af lieten rollen.
Voorbijgangers in de maling nemen.
Een kartonnen doosje van roomboter
waarin wat zwaars was gestopt, of een
lege portemonnee aan een lang touwtje
werd achteloos op straat gelegd. Wij ver
stopten ons en loerend over de rand zagen
we dan de 'vinder' nadat hij had rondgeke
ken zich bukken om zijn vondst op te
rapen. Op dat moment rukten we snel
even aan het touwtje!
Vuurtje stoken op de Stadsmispit
(vuilnisbelt). Een heel enkele keer was het
wél maar meestal niet toegestaan. In
pseudo-kacheltjes stookten we alles wat
brandbaar was en we zochten ook de
postzegels eruit. Meestal stond een van
ons op de uitkijk om te waarschuwen wan
neer de politie in aantocht was.
Salamanders, stekelvisjes, donder-
kopjes vangen.
Meikevers vangen. Er waren toen nog
meikevers! Wij vingen die 'tussen licht en
donker' en stopten ze in een leeg lucifers-