werden uitgezonden om zandzakken te
vullen en een hulpdijkje aan te leggen om
de inundatie van Arnemuiden te beperken.
Op hetzelfde moment hadden drie officie
ren en veertig soldaten zich bij de commis
saris van politie in Vlissingen verzameld
om te helpen in de onder water gelopen
binnenstad van Vlissingen.
Het watersnoodkorps van de COAK verzet
te de eerste week na de ramp veel werk.
Samen met de verlofgangers telde het
korps ongeveer vijfhonderd officieren en
minderen. De eerste dag werd er direct
hulp geboden bij de bedreigde punten in
Veere, Westkapelle, Vlissingen, Ritthem,
Arnemuiden, Kattendijke en Hansweert.
Over Ritthem staat gerapporteerd: '3 gaten
van ongeveer 25 m in zeedijk provisorisch
gedicht, voor 80% dankzij activiteit C.O.A.K.'
In Vlissingen bemanden COAK-militairen
een geïmproviseerde keuken om de bevol
king van de binnenstad van warme maaltij
den te voorzien. De eerste week werden
ook enkele punten op Walcheren en de Be-
velanden bewaakt tegen 'jutterij en roverij'.
Op Noord-Beveland droeg een detache
ment van de COAK door de luchtmacht
gedropte hulpgoederen over aan de burge
meesters en hielpen ze Franse, Duitse en
Amerikaanse soldaten met de hulpverlening.
Drie onderofficieren werden door comman
dant Potteboom gestraft met verlaging van
hun wedde wegens plichtsverzaking."
Majoor Potteboom was tevreden over de
inzet van de militairen. In het verslag van
militaire bijstand schreef hij over de samen
werking met de burgers en overheidsin
stanties: "Voortreffelijk, mede dankzij per
soonlijke bekendheid van vakcommandant
met alle burgerautoriteiten en vrijwel alle
burgemeesters."
Belevenissen van een verlofganger
De tweede reactie is van een van de mili
taire verlofgangers die samen met de mili
tairen van de COAK werden ingezet, de
heer J. (Ko) Dingemanse. Hij was beroeps
militair en woont nu in Wezep. Bij hem
kwamen de volgende herinneringen boven.
"Vooral de foto's uit De Wete van januari
spraken mij bijzonder aan. Dit omdat ik in
februari 1953 mee heb geholpen bij het
dichten van de gaten in de Boulevard en in
de dijk bij Arnemuiden. Per 1 oktober 1952
was ik na een dienstplichttijd van 25 maan
den (van 1949 tot 1951) en een periode in
de bouw, overgegaan als beroepsonderof
ficier bij het Wapen der Genie. Ik was niet
alle weekends thuis, maar het weekend
van de ramp toevallig wel. Zaterdagavond
laat was ik van mijn verloofde, die op
Oost-Souburg woonde, teruggefietst naar
Middelburg ('t Zand) waar ik toen woonde.
Vanwege de storm had ik voor het jaagpad
gekozen want daar fietste je een beetje in
de luwte van de dijk. Maar deze avond vlo
gen de takken van de meidoorns die op de
dijk groeiden, je zo nu en dan om de oren.
Zondagmorgen 1 februari werd er gebeld.
Via via werd me gevraagd om direct naar
de Ritthemsestraat in Oost-Souburg te
komen om bij mijn aanstaande schoonva
der, groenteboer Simon Koole, te helpen
spullen naar boven te brengen. Dit omdat
er een waarschuwing was dat de dijk bij
Ritthem elk ogenblik kon doorbreken. Ik
ben daar met de grootste spoed heenge-
sneld en heb geholpen met sjouwen. De
radio stond voortdurend aan om maar
niets van de berichten over de ramp te
missen. Toen kwam de oproep: 'Alle militai
ren moeten onmiddellijk naar hun kazerne
terugkeren.' En als dat, vanwege de uitge
vallen verbindingen, niet mogelijk was,
Dt