Over bikkelen en punniken Veerse straatspelletjes in de jaren dertig van de vorige eeuw 3 ebstroom staat en de eerste zandbanken droogvallen. De fanfare oefent in het gymnastieklokaal van de school, in het lokaal is het uiteraard ook heet en de muzikanten hebben de ramen wijd opengezet. Op deze stille zomeravond waaiert de muziek uit over het hele stadje. Mensen zitten op de stoepjes voor hun huizen en luisteren stil naar de klanken. Als er een wals klinkt, maken in de Oudestraat buurvrouw en buurman een dansje. Het carillon tinkelt zijn melodietje van half- tien en de eerste Veerenaren maken alweer aanstalten om bedstee of ledikant op te zoeken. Ook op de schepen in de haven ligt menige visser al in zijn kooi. Straks, heel vroeg, omstreeks vier uur in de morgen, varen ze immers weer uit. Een paar jongens en meisjes zijn nog aan het zwemmen bij het Zuiderhoofd. De zee licht. Als de zwemmers vanaf de steiger in het water springen, ontstaan er fonteinen van zilver. Het lijkt wel vuurwerk. In de vallende schemering haalt aan de Kleverskerkse watergang een visser voor de zoveelste maal zijn kruisnet omhoog. Het is weer niks. Het hoge riet lijkt roerloos toe te kijken, alleen het van het net afdrui pende water verstoort de stilte. In de verte weerklinkt de lelijke schreeuw van een reiger. Een lichte nevel spreidt zich uit over de landerijen. Zomernacht, lauwwarme zomernacht in de Delta. Kees Leeman Deze keer noem ik enkele spelletjes die uitsluitend door meisjes worden gespeeld. Bikkelen. Op een hardstenen stoep met vier bikkels (wervels van schapen) en een bolleket (grote stenen stuiter). Hinkelen. Op één been van het ene figuur naar het andere binnen een op straat getekende baan springen. Kaatseballen. Met enkele balletjes tegen een muur gooien. Poesiealbums. Familie, vriendinnen, enzovoorts een versje in een poesiealbum met speciale plaatjes en/of tekeningetjes laten schrijven. Zakdoekje leggen. Deelnemers staan in een kring met het gezicht naar elkaar toe. Iemand loopt buiten de kring om, ter wijl allen het bekende versje zingen: "Zak doekje leggen, niemand zeggen, kukeleku zegt onze haan, twee paar schoentjes heb ik aangedaan; één van goud en één van leer, hier leg ik mijn zakdoekje neer." Die gene die het zakdoekje achter zich vindt, moet het snel oprapen en achter de 'zak doeklegger' aanhollen, haar aantikken en wanneer dat lukt, zal de 'zakdoeklegger' nog een keer rond moeten gaan. Wanneer het aantikken niet lukt, moet de vinder een ronde maken, enzovoorts, enzovoorts. Touwtjespringen. Twee meisjes staan tegenover elkaar en maken met een of twee touwen draaiende bewegingen. Een

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 26