gen. Voor het vervoer van de manschap pen werden LCT's en DUKW's gebruikt. Na reveil en appèl gingen de mannen om negen uur onder bewaking naar hun werk plek, waar tot drie uur werd doorgewerkt. Geregeld kon men 's morgens en 's mid dags groepen haveloos geklede gevange nen van de Vlissingse Buitenhaven naar de Nolledijk zien sjokken om mijnen te gaan ruimen. Vaak ontbraken markeringen en afzettin gen van de velden en was het onbegon nen werk. Er zat meestal niets anders op dan het mijnenveld maar gewoon te betre den en dit met prikstokken (prodden) of detectoren af te zoeken. Vooraf was er een bespreking tussen de Duitse en de Nederlandse commandant over de te volgen werkwijze, de inzet van materieel, explosieven, transport, ambulan ces en dergelijke. Bij gekarteerde mijnenvelden ging de groepscommandant met een of twee man het veld in. Zij zochten het merkpunt op en merkten de mijnenrijen, waarna de ruim- ploeg het veld inging. De ruimers moesten rekening houden met verschillende soor ten mijnen, tellermijnen, stockmijnen, pot- mijnen, mijnen van glas, hout, enzovoorts. Bovendien was ook de manier waarop ze gelegd waren, van belang. De Duitsers kenden de soorten en legtech nieken. Zij behaalden bij het opruimen dan ook de beste resultaten. Was eenmaal een mijn gevonden, dan werd in eerste instantie de ontsteker ver wijderd. Daarna werden de mijnen verza meld en later tot ontploffing gebracht. Dat veroorzaakte nogal eens overlast. Uit eigen ervaring weet ik dat men in 1945/'46 nogal eens werd opgeschrikt door explo sies. "Ze zijn aan het springen," hoorde je dan zeggen. Op den duur regende het klachten. In maart 1946 stuurde de burge meester van Grijpskerke een telegram naar Defensie: heel Walcheren dreunde, huizen stonden te schudden, pas ingezette ramen gingen aan diggelen. Hij verzocht om maatregelen. Defensie antwoordde dat het niet altijd mogelijk was zodanig te rui- Vlaggenparade in het kamp Oranjezon, voor jaar 1946. (Stichting Geschiedkundige Verza meling Explosieven Opruimingsdienst) men dat overlast en schade werden voor komen. Voordat een veld werd vrijgegeven, werd het meestal nog een keer nagezocht en op verzoek van Landbouwherstel werd land bouwgrond eerst door de Duitsers omge ploegd. Van ieder geruimd veld werd rapport opge maakt, waarbij het aantal gelegde en geruimde mijnen werd vergeleken. Van veld Frasquita bij Boudewijnskerke was bekend dat er 4.078 mijnen gelegd waren. Bij een eerste zoekactie waren er 3.710 onschadelijk gemaakt. Met Duitse Gründ- lichkeitwerd nagegaan wat er met de ont brekende 368 mijnen gebeurd kon zijn. Sommige waren niet gelegd omdat ze anders buiten de afzetting zouden vallen of omdat ter plaatse een sloot liep. Weer

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2003 | | pagina 9