Jan Gossaert, Madonna met Kind, ca. 1525-
1530. The Metropolitan Museum of Art, New
York.
zou wel eens van zeer uiteenlopende aard
geweest kunnen zijn, want een hofschilder
was in die tijd, behalve portretschilder van
aanzienlijke personen, ook handwerks
man. Hij schilderde bij grote feesten ere
poorten, bij diners tafelstukken en bij veld
tochten vlaggen en wimpels.
Bezoek Karei V
Veel over het leven van Jan Gossaert ont
lenen we aan het Schilder-Boeck van
Carel van Mander uit 1604. Hij was onze
eerste Nederlandse kunsthistoricus en
tevens een bekend schilder. Aan Van Man
der danken we de volgende anekdote over
een bezoek van keizer Karei V aan Zan-
denburg.
Mabuse was enige jaren in dienst van de
markies en het gebeurde eens dat deze
keizer Karei V zo luisterrijk als hem moge
lijk was ontving, waartoe hij zijn personeel
kleedde in wit zijden damast. Mabuse, die
dikwijls middelen zocht om aan geld te
komen voor zijn ongeregelde levenswijze,
wist het zover te krijgen dat men hem zijn
damast van tevoren overhandigde. Men
verkeerde daarbij in de mening dat hij zijn
kleed naar eigen inzicht op een bijzondere
wijze wilde doen maken. Maar hij verkocht
het damast en verteerde het geld. Wat
moest hij nu doen? Toen de tijd van de
feestelijke ontvangst naderde, ging hij op
de volgende wijze te werk: hij nam schoon,
wit papier, liet er een fraai kleed van ma
ken dat hij versierde met mooie damast
bloemen en ornamentwerk.
Nu had de markies aan zijn hof een
geleerde filosoof, een schilder en een
dochter, die alledrie in een rij langs het
paleis moesten trekken, waar de keizer bij
de markies aan een venster zat. Toen de
markies tijdens het voorbijtrekken de kei
zer vroeg welk damast hij het mooist vond,
viel 's keizers keus op dat van de schilder,
dat prachtig wit en van boven tot onder
met mooie bloemen versierd was. Daarom
werd Mabuse die aan tafel mee aanzat,
door de markies die van alles op de hoog
te was aangezegd dat hij bij de keizer zou
komen. Het gewaad betastend bemerkte
deze dat het van papier was. Toen Zijne
Majesteit de zaak uitgelegd werd, had hij
er veel plezier over en moest hij er hartelijk
om lachen, zodat de markies, om al het
damast ter wereld, niet had gewild dat de
schilder deze grap die de keizer zo beviel,
niet had uitgehaald.
Dat Van Mander hier heer Adolf ten on
rechte de markies noemt, zij hem gaarne
vergeven.