was het Westkapelle-gehalte van de ge
sprekken zeer hoog, gemengd met verha
len over de talrijke kunstenaars die hij
kende. Zo gaven Jan Campert en diens
vrouw Joekie Broedelet stof tot conversatie
en de nieuwste nieuwtjes over Jons Viruly
en Mary Dresselhuys gingen niet aan onze
neus voorbij. Ook vertelde hij over de bele
venissen van zijn broer Kees en zuster
Tanny.
Op huiselijke dineetjes was hij een welko
me gast want hij liet zich steevast overha
len tot het houden van een korte voor
dracht en vaak bracht hij, op verzoek, ook
nog een verhaal van Felix Timmermans
ten gehore (ondanks diens politiek foute
inzichten). Oom Koos sprak dan ook
prachtig Vlaams.
Ik geloof niet dat ik hem ooit in een zaal
gehoord heb, maar de sfeer tijdens die
voordrachten in heel kleine kring staat in
mijn geheugen gegrift.
Oorlog
Toen tijdens de Tweede Wereldoorlog de
Kultuurkamer werd ingesteld en hij weiger
de zich daarbij aan te melden, brak voor
Koos van Elsacker een financieel barre tijd
aan. Optreden was immers niet meer
mogelijk. Zoals ook bij andere kunstenaars
het geval was, organiseerden vrienden
voordrachtsavonden in hun huizen en zij
nodigden daarvoor betrouwbare geïnteres
seerden uit die met elkaar de avond finan
cierden. Een maaltijd vooraf was voor de
uitvoerende kunstenaar zeer welkom.
Mijn ouders organiseerden enkele malen
zo'n avond. Wij waren als kinderen wel erg
nieuwsgierig naar deze happenings maar
mochten daaraan niet deelnemen. Dit was
voor de 'groten', en daarbij moet ik me
steeds realiseren dat mijn ouders tijdens
de oorlog niet ouder dan half de dertig
waren.
Zo kwam oom Koos de laatste jaren van
de oorlog door om daarna bitter te moeten
constateren dat zij die zich wél bij de Kul
tuurkamer aangemeld hadden, hun net
werk nog steeds op orde hadden en weer
als eersten aan de bak kwamen.
Jac. (Koos) van Elsacker samen met zijn vader
en moeder en twee broers en nog een familielid,
ca. 1905. (Foto uit K. Faase, 'Tussen dijk en
toren', Vlissingen 1989, p. 264)
Ouderdom
Bij het ouder worden kwam het onvermij
delijke verlies van vrienden, wat hij steeds
als zeer smartelijk ervoer en ten slotte
wilde hij niet meer naar begrafenissen.
Hoewel hij nauwelijks aan geheugenverlies
leed, vreesde hij wel daarvoor. Hij kreeg