Raad van State. Bij laatstgenoemde instantie werd ook een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend. Op 11 juli jl. diende de zaak onder voorzit terschap van staatsraad Dolman in het gebouw van de Raad van State in Den Haag. Het standpunt van de HKW werd verdedigd door de heer Lantsheer en Situatietekening van de aanleg van de rotonde en de parkeerplaats bij Westhove. ondergetekende. In de uitspraak van 7 augustus jl. werden HKW en ZBM in het ongelijk gesteld, mede op grond van de toezegging van de provincie dat een "sobere uitvoering van de rotonde met zo min mogelijk verticale elementen wordt beoogd". Onder meer op basis hiervan oordeelde de voorzitter dat op het terrein van de ruimtelijke ordening - en daarover ging het - redelijk door de overheid was gehandeld. Ondanks het feit dat HKW en ZBM de toezeggingen van de provincie zeer vaag en rekbaar vonden en vinden, werd besloten af te zien van een verdere procedure bij de Raad van State. Beroep Inmiddels diende op 5 september jl. bij de Rechtbank te Middelburg de zaak tegen de gemeente Veere inzake de verlening van de vergunning op basis van de Monumen tenwet 1988 tot gebruik van grond van het monument Westhove voor de aanleg van de rotonde. Namens de ZBM voerde de heer Bosch het woord en namens de HKW de heer Lantsheer en ondergetekende. Op de achtergrond werd steun verleend door de oud-directeur van de Rijksdienst voor de Monumentenzorg en door de directeur van de Nederlandse Kastelen Stichting. In de uitspraak van 2 oktober jl. werd het beroep door de rechter afgewezen, onder meer op grond van het feit dat verschui ving van de rotonde in oostelijke richting tot nieuwe beroepsprocedures van onder anderen de aldaar wonende eigenaar van een minicamping zou leiden. Bovendien hebben provincie en waterschap de toe zegging gedaan de hoogte van het mid deneiland van de rotonde boven het peil van de huidige weg van 120 naar 60 centi meter terug te brengen. Zij zijn "desge wenst bereid de rotonde met een vlak mid deneiland op die hoogte uit te voeren". Tevens zijn beloftes gedaan inzake verlich ting, bebakening en bewijzering. Daar zowel HKW als ZBM van oordeel waren dat verdere beroepsprocedures niet meer zouden opleveren, werd besloten hiervan af te zien.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 32