*?s Van de redactie itf' Er zijn lezers onder u die De Wete direct nadat het tijdschrift door de postbode is bezorgd, van A tot Z doorlezen. Anderen bladeren het even door en leggen het op de stapel nog te lezen lectuur. De heer W.J. Breel uit 's-Gravenzande behoort tot de eerste categorie; hij leest De Wete altijd meteen na binnenkomst. De dag nadat de vorige Wete was verschenen, belde hij mij op. Zijn reactie wil ik u niet onthouden, want het is voor ons als redactie leuk om te vernemen dat de bijdragen van de ver schillende auteurs de leden van de HKW aanspreken. De lezers herkennen veel in wat de auteurs schrijven. Zo beaamde de heer Breel dat, ais er weer eens een Duitse krijgsgevangene tijdens het ruimen van mijnen was omge komen, de mensen op Walcheren reageer den met opmerkingen als: "Da's wéér een mof." Niemand lag wakker van dergelijke noodlottige ongevallen. De haat tegen de voormalige vijand zat blijkbaar nog diep. Over de boerderij Meiwerf te Gapinge wist de heer Breel te vertellen dat zijn vader de schuur van Meiwerf in 1939 in brand heeft zien staan. Op een nacht, tijdens vreselijk onweer, werd het gezin Breel, woonachtig bij de Veerseweg, wakker. Vader Breel ging naar buiten omdat hij een grote brand zag. Hij vreesde dat het de boerderij Botjeszee van zijn vader zou kunnen zijn, die aan de Bieweg stond, maar het was dus de schuur van het verderop gelegen Meiwerf. Het rieten dak brandde als een fakkel en het vuur was wijd in de omtrek te zien. Naar aanleiding van de bespreking van het boek over de strijd om de Sloedam vertel de de heer Breel dat naar zijn mening niet de granaten die de 22 Duitse kanonnen bij de Sloedam op de zeventiende mei 1940 op Middelburg afvuurden de grootste scha de aanrichtten, maar de fosforgranaten die vliegtuigen afwierpen. "Hadden de inwo ners van de stad maar natte dekens ge had, dan hadden ze de brandende bom men direct kunnen smoren", aldus de heer Breel. Langere artikelen in De Wete vindt hij overigens geen bezwaar. In deze eerste Wete van het nieuwe jaar zijn artikelen opgenomen die over perso nen gaan. J.H. Midavaine schrijft over de zaak- Polderman. Adriaan Polderman uit Sint Laurens vermoordde in 1861 zijn vrouw Maatje Kodde. Het was het tragische diep tepunt in een jarenlang voortslepende echtelijke ruzie. In onze tijd zouden we stellen dat om twee labiele personen ging. Sommige lezers zullen het verhaal kennen in romanvorm. De Zeeuwse auteur L.W. de Bree publiceerde in 1959 de roman Plei dooi voor Poldermangebaseerd op het verhaal van de moord. De dader werd ver oordeeld tot de strop en in die dagen zong men: "O Polderman, o Polderman, wat heb je toch bedreven? Je hebt je eigen vrouw vermoord. En dat kost je het leven." Een andere persoon die wordt belicht, is een dokter-barbier die aan het eind van de achttiende eeuw in Biggekerke en Melis- kerke woonde. In Meliskerke gaf hij zijn huis de naam Zoar en P. Davidse uit dit dorp vertelt waarom het huis zo heet en wat er met de steen is gebeurd waarin de naam stond gebeiteld. Nog verder terug in de tijd gaat A.A. Noest. Hij schrijft over de Vlaamse schilder Jan Gossaert die in de zestiende eeuw op Wal cheren woonde en werkte. Hij verkeerde aan het 'hof' van de Bourgondiërs, waar van enkelen op het kasteel Zandenburg bij Veere woonden. De heer Noest vertelt ons

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 4