nummer van het schip waarop zij voeren. Het lijstje is uiteraard niet compleet, maar misschien zijn er mensen die het kunnen aanvullen. Ongetwijfeld zijn er ook namen onjuist geschreven. ARM 1 Poep Pumpetmas ARM 2 De Mail ARM 4 Kreke ARM 5 Mezaje ARM 6 Naegel ARM 7 Klei ARM 8 Beertje ARM 9 Josje Vee re ARM 10 Aartje ARM 12 Braeber ARM 16 Joos Totte ARM 20 Blonze ARM 22 Blaes Tiro ARM 24 Piet Jobse ARM 25 Pros ARM 26 Eintje Schijt, Koolwiekje, Merien ARM 27 Fermen ARM 28 Robbertje ARM 29 Naegel ARM 30 Mode ARM 33 Lieven Poeper ARM 33 Hit ARM 34 Merientje van Bè ARM 35 Tite ARM 36 Louwtje Koppejan ARM 40 Jacob Meinaart ARM 44 Gilles ARM 46 Casje ARM 48 Jacob van de Visser ARM 49 Brammetje Katte ARM 50 Sterretijd ARM 53 Daan ARM 54 Merientje van Ko Lappe ARM 56 Ko van Louwje Ik herinner me ook nog namen als: Jan Joris, Balke, Joos Krul, Luf, Radio, Spreeu- we en Klaasje Pette. Vissersvloot Ik heb ze nooit geteld, maar ik schat dat er in die tijd in Veere zo'n 35 vissersschepen lagen. Het aandeel van de Veerse schepen in de vloot was gering. Ik herinner me de VE I van Nol Huijbrecht (ik meen een mos selschip), de VE 4 van Hein van Beveren (mosselschip?), de VE 6 van Jan Minne- boo met zijn zonen Theodoor (Door) en Frans (Fes), de VE 10 van Sander Minne- boo (later van zijn zoon Jan [Jan Pruumj) en de VE 24 van Fransiscus (Sies) Minne- boo, later van zijn zoon Jacobus (Ko). De overige schepen hadden alle ARM op de boeg. Enkele schepen hadden een naam, zoals De Vrouw Grietje en Ziet op Uw Zeiven. Aanvankelijk waren er veel houten hoog aarzen, maar allengs kwamen er andere typen voor in de plaats, zoals botters, lem- steraken, hengsten en kotters, met zwaar dere motoren. Aan boord Alle Arnemuidse schippers en hun twee a drie bemanningsleden woonden in Arne- muiden. Ze verbleven van maandag tot en met vrijdag aan boord. Elke maandagmor gen vroeg - het tijdstip hing af van het tij - kwamen de vissers, sommigen nog te voet, de meesten per fiets naar Veere. Ze sliepen (voor zover ik weet met kleren aan) in het kleine vooronder van het scheepje op een strozak met een blauwgeruite tijk. Als verwarming diende een klein kacheltje, een (ik schrijf het nu zoals het werd uitge sproken) 'avenpeur. Ik heb me laten vertellen dat de vissers tijdens hun verblijf aan boord nooit warm

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 20