Arnemuidse vissersschepen in de haven van Veere, ca. 1955. (Foto jhr. W.L. den Beer Poortugael, Zeeuws Archief, Historisch-topo- grafische atlas Veere) bos van de Mantelinge) en de Torentunne (de toren van Oostkapelle). Voor het eiland Goeree laggen nog de tonnen Brammetje en de Bonte ezel. Op de duinen van Zou- telande stond een lichtje en dat noemde men de Adjudant en iets verder lag nog de Ton van Lantje. Stuurmanskunst Alsof het afgesproken werk was - maar dat was het niet - vertrokken de scheepjes afhankelijk van het tij, maar meestal in het holst van de nacht, op een rijtje de haven uit naar een visgebied. Natuurlijk keek de een naar de ander, maar het vreemde was dat de hele vloot redelijk dicht bij elkaar viste. In de loop van de middag kwam de hele vloot weer terug en ook dat gebeurde in kiellinie. Men voer achter elkaar de haven in en dat was best moeilijk manoeuvreren. De haven van Veere en het Veerse Gat stonden nog in open verbinding met de Noordzee. Dat betekende dat er vóór de havenmond een flinke stroming stond. Het precies uitmik ken wanneer men de haven in moest draaien vereiste veel stuurmanskunst. En dan te bedenken dat er nog geen vaarbe wijzen bestonden en dat de schippers niet over diploma's beschikten. Het gebeurde wel eens dat men elkaar in de havenmond verdrong en ergens tegenaan botste, want de motor stond meestal 'in z'n vooruit'. In de haven De op het dek staande rieten manden (balksmanden) met vis en garnalen moes-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 22