menkaart een perceel genaamd "de pere boom". Natuurlijk is dat geen bewijs dat dit stukje grond is vernoemd naar een grens- boom, maar het lijkt mij goed mogelijk. Voor zover ik kon nagaan, is er echter op de plek waar de dode iep stond nooit een grens geweest van een gemeente of een ambacht en ook niet van een tiendenblok. Overduin De oude dijk is eeuwenlang de uiterste hoek van het bos van Overduin geweest. Rond 1700 was Overduin een hofstede met herenhuis, boerenwoning, stalling, koets- en wagenhuis en bakkeete. In 1712 kwam het in bezit van mr. Pieter de Vos, heer van Nieuwvliet en bewind voerder van de Verenigde Oostindische Compagnie. Hij breidde zijn eigendom uit met een naastliggende boerderij en losse percelen. Door vererving kwam het geheel in bezit van Samuel Coenraad de Bruyne, professor theologie aan de Illustere School te Middelburg. Door aankoop en verkoop kon een aaneensluitend landgoed gevormd worden van circa 20 hectare onder Serooskerke en 18 hectare in Oost- kapelle. Op de kaart van Hattinga (ca. 1750) is een uitgebreid sterrenbos met vijvers te zien. De eigenaar was toen A.J.H. Huyssen, Overduin op de kaart van Hattinga, ca. 1750. (Zeeuws Archief, Atlas Hattinga deel I, nr. 10) heer van Cattendijke. Op de kaart is te zien dat de oude sprink, overschot van de Zwene, deels is verdwenen en de weg is verlegd naar de rand van het bezit. Met de andere aangelanden werd in 1744 een contract gesloten om de "gemeen rijweg" te bezanden, vanaf de Zandweg tussen Serooskerke en Oostkapelle tot aan de hofstede van Huyssen. De rijweg, beter wegeling genoemd, lag op hun eigen grond en kwam uit bij de plek

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 25