De Koudekerkse gemeenteraad besloot
echter wel tot het houden van een onder
zoek naar het plaatsen van een band-
brandspuit op 't Zand. De burgemeester
nam contact op met een landelijk bekende
leverancier van brandspuiten, A.H. van
Bergen te Heiligerlee. Om financiële rede
nen kon de spuit - een handbrandspuit no.
12, type karspuit - pas in 1895 worden
aangeschaft. De spuit, model kruiwagen,
moest worden bediend door twee perso
nen. De aanschafprijs bedroeg 125,-. De
levering geschiedde per spoor via het sta
tion van Middelburg.
Met de levering van de karspuit in maart
1895 werden ook leidinggevende brand
weerfunctionarissen aangesteld. Brand
meester werd J.F. Koeleman en assistent
brandmeester Jan de Troije. Over De
Troije, ook wel Dutro genaamd, is nog te
vermelden dat hij sedert 12 december
1878 op 't Zand woonachtig was. Hij was
molenaar op de molen De Onderneming.
Begin 1898 verliet De Troije de brandweer.
Hij werd opgevolgd door zijn broer A.A. de
Troije, maar zorgde zelf nog voor de stal
ling van het karspuitje. Daarvoor vroeg hij
een bedrag van tien gulden per jaar.
Waarschijnlijk was deze stalling maar van
korte duur, want de Hervormde gemeente
kocht van Dutro een perceel grond, gele
gen in 't Vuile Bresje (de Kerksteeg), om er
een evangelisatiegebouwtje te laten ver
rijzen. Dit gebouwtje, dat later verenigings
lokaal (het Pand) werd genoemd, bood tot
1926 plaats aan de karspuit.
Een tweede karspuit
Op 17 oktober 1903 besloot de gemeente
raad van Koudekerke een tweede karspuit
voor 't Zand aan te schaffen. Uit de docu
mentatie blijkt dat 't Zand later over een
grote handbrandspuit beschikte, zodat we
moeten aannemen dat deze aanschaf is
gewijzigd.
Zoals we eerder vernamen was reeds in
1896 de hulpverleningsovereenkomst met
Middelburg beëindigd. De raad vroeg zich
dan ook af of de aanschaf van de tweede
karspuit voldoende was om het ontbreken
van de Middelburgse hulp op te vangen.
De burgemeester stelde de raadsleden
gerust met de mededeling dat, indien
nodig, de spuit van het dorp zou worden
gebruikt. Voor bemensing van de spuiten
werden vrijwilligers ingezet. Zij kregen
geen vergoeding conform de plichtbrand
weer - een vaste vergoeding plus een pre
mie voor de spuit die het eerst water gaf -
maar een uurvergoeding van 75 cent.
Deze regeling beviel de gemeenteraad niet
en in 1909 werden enkele punten in de
Verordening op het Brandwezen van 1879
gewijzigd.
Drie jaar later werd een nieuwe verorde
ning ingevoerd. In deze verordening ston
den twee opvallende wijzigingen. De eer
ste was dat de brandspuiten moesten wor
den opgeborgen in de daarvoor bestemde
'brandspuithuizen' die van een behoorlijke
sluiting waren voorzien, en de tweede was
dat alle mannelijke ingezetenen die op de
eerste januari van elk jaar hun 23ste jaar
hebben voleindigd, zich in de maand mei
van het desbetreffende jaar schriftelijk of
mondeling voor deze dienst bij het Brand
wezen ter secretarie moesten melden. Dit
gold voor alle mannen woonachtig in en
rond de hoofdkom van het dorp (Koudeker
ke), tot op een afstand van 400 meter uit
de kerk, en voor de mannen die op 't Zand
woonden tot op gelijke afstand uit het zuid
oostelijk punt van het perceel van C.M.J.
Gemier. Men kon deze verplichting afko-