Nieuwe uitgaven 'k heleze De Keersluismoord De redactie van De Wete vroeg mij als oud-rechercheur de lezers van dit blad te vertellen welke indruk het boek over de Keersluismoord op mij heeft gemaakt. Dit boek, geschreven door Gerard van der Hoeven, beschrijft uitgebreid de moord op het echtpaar Lauwereins in 1937 te Vlis- singen. De moord was mij niet bekend; het misdrijf is dan ook van voor mijn tijd. Het boek ziet er qua lay-out, tekeningen en foto's aantrekkelijk uit. De schrijver heeft zich zeer in de materie verdiept, dat blijkt uit alles. Ook zijn bronnen worden vermeld. Hij wijdt uit, bespreekt de verdachten, de getuigen, de roddels en de karakters van de relevante personen. Ik vind het bijzon der geslaagd dat hij het verhaal over de moord in het tijdsbeeld van het Vlissingen van voor de Tweede Wereldoorlog plaatst. Vlissingen blijkt een knooppunt, een plaats van allure in de aanloop naar de oorlog. Ik las het boek zó uit, maar er kwamen daar na een heleboel vragen bij mij op. Welke sporen heeft de dader achtergelaten, welke heeft hij meegenomen, bijvoorbeeld aan zijn handen, handschoenen, schoenen of kleren. Is er 'vreemd' bloed aangetroffen? Zou deze moord tegenwoordig zijn opge lost? Ik weet het niet. Natuurlijk zijn er nieuwe methoden zoals DNA-onderzoek. Een databank maakt de soms enorme hoeveelheid informatie bij een misdrijf overzichtelijk en verwerkbaar. Er waren echter ook toen ervaren sporenzoekers. Bloedgroepen waren vanaf 1900 bekend. Biologische en microsporen konden wor den vastgesteld, maar laboratoriumonder zoek biedt tegenwoordig natuurlijk veel meer mogelijkheden. Het technisch onderzoek ter plaatse werd verricht doorVan Ledden Hulsebosch, een apotheker uit Amsterdam die onderzoeken voor de politie deed. Hij onderzocht de gevonden sporen zelf, want er bestond toen nog geen gerechtelijk laboratorium. Deze man had veel ervaring en internatio nale contacten. Dat zat dus wel goed, maar wat was zijn conclusie? We weten het niet, omdat delen van het dossier zijn verdwenen. En dan was er nog de commissaris, die zich overal mee bemoeide. Hij nam zelfs journalisten mee naar de plaats van het delict (de PD). In onze tijd zou de PD door de uniformpolitie, die als eerste verschijnt, ruim zijn afgezet en 'maagdelijk' zijn gehouden. Vervolgens zou bij zo'n PD een speurhond zijn ingezet om mogelijke geursporen te volgen. Dan wordt door de technische recherche het sporenonder zoek verricht. Alles wordt in een team besproken en verwerkt. Er zijn geen mees- terspeurders meer, het is teamwork. En er zou een systematisch buurtonderzoek zijn gehouden, in plaats van achter losse rod dels aan te lopen. Er is toen veel fout gegaan. Er waren te weinig gekwalificeerde mensen en te veel ad-hoc-initiatieven. Of nü de moord zou zijn opgelost is onzeker. Ook tegenwoordig zijn er onopgeloste moorden. Dit type moord is niet gemakkelijk. Er is wel inten sief gespeurd, vooral naar zeelieden. Een bekend probleem ontstaat als men zich vastbijt in een mogelijke verdachte en dat spoor blijkt dan dood te lopen. Daarna is het moeilijk nog een andere richting in te slaan, dat blijkt ook hier. En wat voor moord was het? Een roof-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 39