aankwamen wilde Nettie even naar binnen om te zien of korporaal Berkelie daar mis schien was. Hij was er niet en samen met Toon liep ze verder de stad door. Korte tijd later wilde ze echter opnieuw naar het huis van Admiraal omdat ze vermoedde dat Berkelie er nu wel zou zijn. Toon voelde hier niets voor en pakte Nettie stevig bij haar rokken vast. Maar ze zag kans om zich los te rukken en schreeuwend storm de ze bij Lieven Admiraal binnen. Vanwege het burengerucht maakte Toon zich snel uit de voeten. Gerrit Berkelie zat inderdaad bij neef Lieven binnen en Nettie vertelde hem dat Toon haar had willen verdrinken en dat daarbij haar rokken en broek gescheurd waren. Onmiddellijk ging Berkelie naar bui ten om Toon te zoeken, maar hij kon hem niet vinden. Toen Nettie bij haar nicht Maria kwam en daar haar verhaal deed, zei ze dat Toon in staat zou zijn om iemand te vermoorden. Op donderdag 25 januari 1821 ging Toon tegen de avond naar de kroeg waar hij met Johannes Koster en Franciscus Bouvier enkele glazen jenever dronk. Ook Nettie was intussen bij Lieven Admiraal aan de borrel, waar rond halfzes ook Gerrit Berke lie en korporaal Matthijs Ligter uit Amers foort binnenkwamen. Om acht uur verlieten ze met z'n drieën het huis aan de Bellink- straat. Bij de kazerne nam Nettie innig afscheid van Gerrit. Ruzie bij de Koopmansbeurs Intussen was Toon op zoek naar Nettie gegaan en op de Burg kwam hij haar tegen. Ze liepen samen door de stad. Onderweg informeerde Toon of ze verke ring had met Gerrit Berkelie, maar dat ont kende ze. Bij de Abdijpoort vroeg hij nog maals of ze een relatie had met Berkelie. Toen ze weer ontkende, werd hij zo driftig dat hij uit zijn zak een pennenmesje haal de en haar hiermee een paar diepe steken in haar nek toebracht. Nettie viel voorover en riep om hulp. Toon begreep toen al dat hij haar zo had verwond dat ze het niet zou overleven. Toen ze weer opstond en klaagde dat ze hevig bloedde, sloeg hij de kap van haar mantel over haar hoofd, waarna ze doorliepen tot voor de tweede poort op de Korte Burg. "Wat is dat voor een manier daar je mij op behandelt, ter wijl er toch niets van waar is", zei ze tegen hem, waarop hij antwoordde: "Dan verkies ik voor u op het schavot te sterven." Bij het hek van de Koopmansbeurs viel ze op de grond en hij gaf haar nog een aantal ste ken met het mes. "Nu zal ze zich althans in mijn ongeluk niet meer verheugen", dacht hij en omdat er intussen twee mensen door de Abdijpoort kwamen, ging hij er snel vandoor. Op de Balans riep hij nog luidkeels: "Beest, nu zul je mijn niet meer tempteren!" Voor de herberg Het Veersche Veerhuis op de Balans trof Toon zijn vrienden Johan nes Koster en Franciscus Bouvier en hij vertelde hen dat hij Nettie had omge bracht. Franciscus geloofde hem niet, waarop Toon zei: "Gaat, ziet en gij zult ze vinden leggen aan het hekken op den Burgt over de poort." Gezamenlijk gingen ze hierop de herberg binnen en bestelden een glas jenever, dat ze staande leegdron ken. Omdat de hand van Toon behoorlijk bloedde, vroeg hij de waardin, Johanna de Kat, om wat water. Toen ze het teiltje terug kreeg, zag ze dat het water roodgekleurd was en ook op de handdoek zaten rode vlekken. Ze dacht dat hij zich verwond had bij het inslaan van ruiten, wat kwajongens wel vaker deden. Van de gesprekken tus-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 12