sen de drie mannen kon ze niets verstaan. Het enige wat haar opviel was dat Koster steeds heen en weer liep en tot tweemaal zei: "O, God." Nadat Toon de jenever had betaald, verlie ten de drie maten de herberg en liepen naar de Abdijpoort om Toons zakdoek te zoeken. Intussen was het daar behoorlijk druk geworden en in het geroezemoes hoorde Toon ook al zijn naam noemen als mogelijke dader. Hij vroeg Johannes Kos ter of hij wilde kijken of Nettie echt dood was. Die bevestigde het en toen ging Toon naar de herberg van Laurens Gilles in de Nieuwe Kerkstraat. Ook hier bestelde hij een glas jenever en omdat zijn vingers nog steeds behoorlijk bloedden, vroeg hij Lau rens' vrouw om een verbandje. Dit kon ze hem helaas niet geven en na vijf minuten stond Toon alweer buiten. Vandaar ging hij naar de herberg Schoonzicht op het Molenwater. Bij zijn binnenkomst zei hij tegen de kastelein: "Ik ben gepasseerde zondag maar heengelopen zonder mijn gelag te betalen, ik moet nog meer aan u betalen en zal dit morgen geheel en al afdoen." Hij bestelde een glaasje jenever, maar liet het even later door de vrouw van de kastelein weer terugschenken. Na ongeveer een kwartier verliet hij de her berg en besloot naar huis te gaan. Buiten de Dampoort kwam hij zijn vader en zijn broer tegen, aan wie hij direct vertelde welke gruwelijke daad hij in de stad had begaan. Ontsteld keerde zijn vader daarop naar huis terug. Toon liep door en ging de Arnemuidseweg op, waar hij hoorde dat er al bij de wagenmaker buiten de Dampoort naar hem werd geïnformeerd. Hij herkende de stem van de commissaris van politie en Bericht in de Middelburgsche Courant van 27 januari 1821 over de moord op Nettie Boom. verstopte zich achter een boom op de Veerseweg. Pas toen de kust veilig was ging hij naar huis. Daar plofte hij neer op een bank en begon te schreien, want hij had intussen spijt van zijn daad gekregen. Van de bank ging hij naar de hoek bij de haard, waar hij bleef zitten totdat hij het bewustzijn verloor en op de grond tuimel de. De getuigen Er was er één die ooggetuige was geweest van de moord. Dat was de veertienjarige schoenmakersleerling Franciscus Burkie uit de Spanjaardstraat. Om halfnegen had hij de schoenwinkel van zijn ouders verla ten en toen hij gerucht hoorde bij het ijze ren hek van de Koopmansbeurs bleef hij staan luisteren. Hij hoorde dat er twee mensen ruzie met elkaar hadden. Hij klom op een bank onder de poort en hij zag hoe MIDDELBURG dsn 26januarij. Gisteren avond werd alhieropde fïraat nabij de koopmans beurshet lijk van eene vrouw gevonden. Het onder zoek, dienaangaande in liet werk gelïelddeed al ras blijken, dat deze vrouw op eene gruwzame wijze was om bet leven gebragt, en het duurde niee lang ot' men geraakte op het fpoor van den dader van dezen vreesfelijkera moord, welke, onmiddelijk gearresteerd geworden zijnde bekend heeft, den- zelven gepleegd te hebben .uithoofde hij bemerkte dat deze vrouwmet welke hij eeuigen tijd had verkeerd zich ook met anderen ophieldeene bekentenis B die hij heden morgen by het lijk met alle de omflandigheden heeft herhaald*

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 13