zijn wang diens muts had geraakt. Voorts
vertelde hij nog dat Toon na de moord in
de kroeg tegen hem had gezegd: "Vaartwel
dit is de laatste borrel die ik met u drink.
Het geval legt er toe."
Rond twaalf uur besloot het gezelschap
nogmaals naar het huis van Toons vader te
gaan. Met het schuim op de mond en in
bewusteloze toestand lag Toon daar in de
kamer. Agent Kleuters bond zijn armen op
zijn rug en toen ze hem overeind hadden
gezet, kwam hij weer tot bewustzijn. Gewil
lig liet hij zich meevoeren en rond halfdrie
werd hij afgeleverd bij het Huis van Arrest.
Om halfelf de volgende ochtend verrichtten
de heel- en vroedmeesters Lahr en Van
Daalen de lijkschouwing in het Gasthuis
waarheen het lichaam van Nettie in
opdracht van de officier van de Rechtbank
van Eersten Aanleg per slee naartoe was
gebracht, 's Middags vond daar ook het
eerste verhoor van Toon plaats. Het lijk van
Nettie lag op een stenen tafel in de kamer
die 'Den Banjer' werd genoemd. Toen men
hem het lijk liet zien en vroeg of hij Nettie
had vermoord, gaf Toon dat volmondig toe.
Hij zei dat hij uit jaloezie en dronkenschap
gehandeld had, maar dat hij nimmer vooraf
de bedoeling had gehad om Nettie om het
leven te brengen. Van de in de Abdij
gevonden voorwerpen herkende hij alleen
het snoer rode kralen, dat ze van hem had
gekregen.
Op 9 april begon de rechtszitting bij het
Hof van Assisen in Middelburg. Twee
dagen later deed het hof uitspraak: Toon
Kanaar werd wegens moord met voorbe
dachten rade veroordeeld tot de doodstraf
met strop. Nadat een verzoek om cassatie
door de Hoge Raad in Den Haag was
afgewezen, werd de doodstraf op 25 juni
1821 om twaalf uur precies voor het stad
huis van Middelburg ten uitvoer gebracht.
Honderden mensen waren uit de wijde
omgeving naar de provinciehoofdstad
gekomen om hier getuige van te zijn. Toen
de dood was ingetreden, deden twee grif
fiers van de rechtbank aangifte van Toons
overlijden. Zijn lijk werd in een hoek van
het kerkhof begraven.
Ik fluite dan deze, met de bede tot god,
om vervulling var. alle mijne reine begeerten:
heden kan ik zulks nog doen; paar morgen
ligt mijn zielloos overfchot reeds ten grave...
Vaartwel.'
A. KANAA R,
Ja mijne Gevangenis,
den 24 Jany 4821%
De laatste woorden van Toon Kanaar voordat
hij naar het schavot werd geleid.
Een boekje
Hiermee zou dit verhaal ten einde zijn,
ware het niet dat Toon, die immers schrij
ver van beroep was, in de gevangenis een
aantal brieven had geschreven die op ver
zoek van enkele van zijn vrienden in boek
vorm werden gepubliceerd. Omdat de vol
trekking van het vonnis eerder had plaats
gevonden dan verwacht, werd het boekje
pas een maand na zijn dood uitgebracht.
Nadat Toon op zaterdag 23 juni te horen
had gekregen dat hij twee dagen later
gehangen zou worden, was hij ijverig
begonnen te schrijven.
In zijn eerste brief richtte hij zich tot de
bevolking: "Alvorens ik mijne oogen voor
het toneel dezer wereld sluite, voele ik mij
gedrongen, nog in de laatste oogenblikken
mijns levens, mij tot u te wenden... Gij
beschouwt mij thans in eenen bedroefden
en ellendigen toestand; eerlang moet ik op
een akelig tooneel, voor uw aller oog, mijn