10 jong leven eindigen." Hij gaf het publiek een waarschuwing: "Schuuwt toch de echt breuk, het is zoo een groot kwaad: men gaat op dien weg met rassche schreden ten verderve. Ai! laat toch nimmer ontuch tigheid zigtbaar zijn in uwe daden; maar leeft steeds rein en onbevlekt voor God en menschen." IETS ter. NAGEDACHTENIS, o F NAGELAT ENE SCHRIFTEN, betreffende het leven en sterven van A N T 0 N I S A 'N A A R, -fteinSTTun ij 1821 met den dood gestraft, te M-iddelburg in Zeelandj <jïdeeltelijk doorhem .ze l ven beschrevenj EN, or begeerte VA N ónder SCITeY- DENE vriendenin het licht gege ven door deszelfs vader If A R I N U 8 K A N A A At Te MIDDELBURG, Gedrukt bij J. M O E N i-, p c 0 g x x. u Titelblad van het door de vader van Toon Kanaar uitgegeven nagelaten geschrift over diens leven en sterven. (Zeeuws Archief) De dag erna schreef Toon nog een brief aan zijn ouders, waarin hij vertelde dat hij die nacht goed had gerust en van 3 tot 6 uur had geslapen. Omdat het zondag was, had hij ook de laatste kerkdienst in de gevangenis bijgewoond, waarbij de volgen de tekst centraal stond: "Geeft bevel aan uwen huize, want gij zult sterven!" Hierna had hij afscheid genomen van zijn mede gevangenen. Op maandagmorgen 25 juni 1821, de dag van zijn dood, had hij zijn laatste brieven geschreven. De eerste was gericht aan zijn "geliefde en dierbaarste ouders en lieve broertjes": "Nu, mijn Vader!, Moeder en Broertjes! zonder onderscheid, U allen draag en beveel ik in de handen van Hem, die, zelfs in de benaauwde banden des doods, mij heeft sterkte geschonken... Nu dan is: - vaartwél! - vaart eeuwig wél - de laatste toeroep van mij, - Uw' heilwen- schenden Zoon, tot den dood!" In de tweede brief bedankte hij zijn vrien den en bewakers: "Dank, ja hartelijk dank, geliefden! voor alles wat gij aan mij, tot in deze laatste oogenblikken, gedaan hebt! Uw stervende, nogthans in God getrooste vriend tot den dood, A. Kanaar." Het boekje is verder gevuld met godsdien stige overpeinzingen die Toon eerder in de cel op papier had gezet. Ook is er een brief in opgenomen die hij van zijn oom Willem Kanaar uit Hulst had ontvangen en die hem bijzonder getroffen had. Op 24 juni 1821 voltooide Toon Kanaar zijn manuscript met de woorden: "Ik sluite dan deze, met de bede tot God, om vervulling van alle mijne reine begeerten: heden kan ik zulks nog doen; maar morgen ligt mijn zielloos overschot reeds ten grave... Vaart wel! A. Kanaar." J.H. Midavaine Geraadpleegde literatuur en bronnen Zeeuws Documentatiecentrum: - M. Kanaar, Tets ter nagedachtenis, ofnagela-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 16