nieuwe maatschappij. Die werd, zoals gezegd, opgericht op 1 januari 1872. In feite werd de oude onderneming gewoon op de oude voet voortgezet. Het bestuur bleef onveranderd en de directie en het personeel gingen gewoon mee, evenals het materieel: de raderstoomboot en de omnibussen, de stoomboot voor een boek waarde van 2500 gulden en de omnibus sen voor elk 250 gulden. De naam werd wel enigszins gewijzigd. De Middelburg- sche Spoorbootmaatschappij heette nu de Zeeuwsche Spoorbootmaatschappij. De reden hiervan was wellicht gelegen in het feit dat het door de deelname van Schouw- se aandeelhouders meer een Zeeuwse aangelegenheid geworden was. Er werd meteen besloten tot de aanschaf van een nieuwe raderboot. Daardoor werd het mogelijk om in plaats van één vaart per dag tweemaal daags naar en van Zie- rikzee te varen. Het schip werd gebouwd bij de Stoomwerktuigenfabriek van J.M. van der Made te Amsterdam. De nieuwe boot kreeg de naam Zeeuwsche Spoor boot No. 1 en de oude werd herdoopt in Zeeuwsche Spoorboot No. 2. Lang zou de uitgebreide dienstregeling echter niet standhouden, want in de loop van augustus moest de oude boot al uit de vaart genomen worden wegens technische problemen. En wat nog erger was, de kos ten van de reparatie zouden zo hoog oplo pen dat het geen zin meer had om daartoe over te gaan. Dat was een onverwachte tegenslag. De directie meldde: "Wij schei den noode van dit scheepje want het heeft vele uitstekende deugden." De laatste vijf tien reizen, Middelburg-Zierikzee vice versa, een afstand van tachtig kilometer, werd per reis slechts twintig mud kolen (ca. 1400 kg) gebruikt in gemiddeld vijfen- half uur! Kort erna werd het schip aan een scheepssloper in Dordrecht verkocht. Ondanks de tegenvaller kon de president van de maatschappij, Fransen van de Putte, in zijn jaarverslag over 1872 toch nog melden dat het een gunstig jaar ge weest was. Voor het eerst in haar negen jarig bestaan kon er dividend (overwinst) uitgekeerd worden. Er waren dertiendui zend passagiers vervoerd, weliswaar drie duizend minder dan het jaar ervoor, maar dat had als oorzaak dat de spoorlijn tus sen Goes en Vlissingen in gebruik geno men was. De opening van het Kanaal door Walcheren in datzelfde jaar was ook een grote verbetering voor het verkeer. Door de aanleg van sluizen in Vlissingen en Veere was er een vast waterpeil ontstaan zodat er altijd gevaren kon worden. De president vond het wel een nadeel dat er een halfuur verloren ging met het schutten. De vuren van de stoomketel bleven dan gewoon doorbranden, en dat kostte een mud kolen extra. Aanschaf tweede boot? Op de aandeelhoudersvergadering van 2 augustus 1875 kwam er een voorstel van de zijde van bestuur en directie om een tweede boot aan te schaffen. Sinds het uit vallen van de oude boot voer men met maar één boot, en dat leverde nogal wat problemen op als er onderhoud gepleegd moest worden. Wanneer de boot daardoor, soms wekenlang, uit de vaart was, moest er een huurboot ingeschakeld worden. Er kon in die periode ook maar één vaart per dag van Middelburg naar Zierikzee en terug gemaakt worden. Daarom, en ook vanwege het doortrekken van de lijn naar Vlissingen waar aansluiting verkregen kon worden met de boot naar Queensboro

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 27