(Engeland), was de aanschaf van een
tweede boot volgens de directie van het
grootste belang. Een deel van de aandeel
houders kon evenwel niet overtuigd wor
den. Burgemeester Cau van Zierikzee
meende dat het de ondergang van de
maatschappij zou worden. De Middelburg
se burgemeester Piké vond dat "het gelde
lijk belang" er niet mee gediend was. Des
ondanks werd het voorstel met 42 stem
men voor en 22 stemmen tegen aangeno
men.
Hoe het verder is gegaan is niet bekend,
maar feit is dat er in 1880 nog geen twee
de boot was. Vermoedelijk heeft men een
en ander financieel niet rond kunnen krij
gen. Er werd wel een nieuwe ketel voor de
in bedrijf zijnde veerboot aangeschaft, wat
ook weer een investering van achtduizend
gulden betekende. Toch kon er over het
boekjaar 1879 nog een winst uitgekeerd
worden van 47,50 per aandeel, een
winstpercentage van bijna tien! De heren
commissarissen en aandeelhouders zorg
den dus goed voor elkaar want in feite kon
het bedrijf alleen maar met forse subsidies
in stand gehouden worden.
Op pagina 22: Afvaartlijst van de stoomboot-
dienst tussen Middelburg en Zierikzee, onder
houden door de Zeeuwsche Spoorbootmaat-
schappij, maart 1888. Op de achterzijde van
deze lijst staat onder andere dat de boot op
dinsdag 6 maart vanuit Zierikzee vertrekt om
10.00 uur 's morgens omdat er verkiezingen
zijn voor de leden van de Tweede Kamer. Door
gaans vertrekt de boot om 7 uur vanuit Zierik
zee. (Zeeuws Archief, Archief Zeeuwsche
Spoorbootmaatschappij, inv.nr. 43)
Personeelsmutaties
In april 1878 overleed de heer Rochet, de
conducteur van de veerboot. Op voorstel
van de president kreeg zijn weduwe nog
een halfjaar het salaris van haar man uit
gekeerd. Op een vraag uit de vergadering
of deze extra uitgave ook gedekt kon wor
den, werd geantwoord dat dat kon "door
het mindere salaris van het jonge mensch
dat nu tot conducteur opgeleid wordt".
In de loop van 1881 ontstonden er moei
lijkheden met de directeur, B.A. Fokker. Hij
gaf aan ontslag te willen nemen maar liet
daarbij duidelijk doorschemeren dat hij wel
wilde aanblijven als zijn vergoeding ver
hoogd werd van 300 naar 500 gulden per
jaar. Het bestuur wilde hem graag in dienst
houden maar zo'n salarisverhoging was
nogal veel gevraagd. Men wilde zijn wens
wel in beraad houden tot een volgende
vergadering. Maar die beslissing hoefde,
tragisch genoeg, niet meer genomen te
worden omdat Fokker kwam te overlijden.
Hij werd 63 jaar. De president zei in een
herinneringstoespraak dat "de Maatschap
pij in hem een persoon verloor die vanaf
de oprichting zijn bekwaamheid en krach
ten steeds tot nut en welzijn der Maat
schappij met voorbeeldige ijver heeft aan
gewend". In Fokkers plaats werd RL. de
Bruyne, voorheen boekhouder bij de maat
schappij, tot directeur benoemd.
In de jaren tachtig moest de veerboot vaak
uit de vaart genomen worden voor repara
ties aan de stoomketel of andere belang
rijke onderdelen. In 1884 plaatste de
"Maatschappij de Schelde" te Vlissingen
(toen nog geen 'Koninklijke') een geheel
nieuwe ketel in de boot waardoor hij weer
geruime tijd uit de vaart was. Naar aanlei
ding daarvan drongen de aandeelhouders
weer aan op de aanschaf van een tweede