tien centimeter groter te zijn dan was toe gestaan. Hoewel het maar een betrekkelijk gering verschil was, konden die paar cen temeters wel eens moeilijkheden geven bij het binnenvaren van het havenkanaal van Zierikzee, vooral bij lage waterstanden. Het was al vaker voorgekomen dat de bodem platen van schepen vervangen moesten worden omdat ze de bodem van het kanaal geraakt hadden. De kapitein en de machinist waren even wel van mening dat het wel zou gaan als er ten minste een waterstand was van 6 voet (180 cm), maar dat was wel héél krap! De directeur van De Schelde wist ook nog een probaat middel aan de hand te doen: door in plaats van zes ton steen kool vijf ton mee te nemen, zou het schip vanzelf hoger komen te liggen. Dat was natuurlijk kletskoek, want contract is con tract: punt uit! Nadat erover onderhandeld was, moest de directie zich er noodge dwongen maar bij neerleggen. Men kon moeilijk verlangen dat er alsnog ingrijpen de veranderingen zouden moeten worden aangebracht aan dit in alle andere opzich ten zeer vakkundig gebouwde schip. Het bestuur eiste evenwel wel dat er op kosten van de werf hier en daar wat verbeteringen moesten komen. Deze bestonden daarin dat er voor in het schip, onder het volks logies, waterballasttanks geplaatst moes ten worden die vanuit het stuurhuis leeg gepompt moesten kunnen worden zodat het schip toch wat hoger kwam te liggen. Dit ter vervanging van de blokken ijzererts die voor in het schip lagen. Ondertussen kon er al wel gevaren wor den. Op 2 maart werd de nieuwe aanwinst in bedrijf gesteld. De oude boot werd Zeeuwsche Spoorboot No. 1 genoemd en de nieuwe Zeeuwsche Spoorboot No. 2. Nu er weer met twee boten gevaren kon worden, werd de dienstverlening belangrijk verbeterd. Daardoor was het mogelijk om tweemaal per dag van Middelburg naar Zierikzee te varen, en terug. Meestal was dat 's morgens rond 8 uur en 's middags rond 1 uur, van weerskanten. Zondags was er een beperkte dienstregeling. Een en ander had ook een belangrijke toe name van passagiers en vracht tot gevolg. Het aantal passagiers schommelde in het tijdvak 1892-1901 rond de 24.000; voor heen was dat ongeveer 13.000. Deson danks bleef de veerdienst een financieel zorgenkind; ze kon alleen met een zeer forse subsidie - zo'n twintigduizend gulden per jaar! - in stand gehouden worden. Beide vastgelopen De dertigste september 1911 werd een rampdag voor de Zeeuwsche Spoorboot maatschappij: allebei de veerboten liepen tijdens een zware noordwesterstorm bij Wolphaartsdijk aan de grond. Alsof het zo afgesproken was kwamen beide schepen op bijna dezelfde tijd en op slechts enkele honderden meters van elkaar op een plaat c.q. tegen de dijk vast te zitten. Doordat de simultane stranding tijdens hoogwater plaatsvond, kwamen de schepen nogal hoog te zitten zodat ze met geen mogelijk heid, met de beperkte middelen die men toen had, losgetrokken konden worden. Spoorboot No. 1 had van Kortgene door de Zandkreek naar Veere willen varen maar als gevolg van de storm met geen moge lijkheid de kanaalmonding kunnen berei ken. Na wat heen en weer slingeren was ze op het schor van de Westerlandpolder vast komen te zitten. Spoorboot No. 2 was uit Middelburg vertrokken en had Wol phaartsdijk weliswaar nog kunnen bereiken

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2004 | | pagina 33