ding in Oostburg, waar hij op maandag
avond, woensdagmiddag en -avond en de
hele zaterdag les had. Verder ging hij ge
woon naar zijn eigen lagere school, waar
hij achter in de klas aan de taken van de
Voorbereiding' zat te werken. Als het nodig
was werd hij door zijn meester geholpen.
Het zal bij de andere kwekelingen niet
anders zijn gegaan. Het feit dat ze ge
slaagd waren voor het toelatingsexamen,
hadden ze te danken aan hun 'opleiders'
en - niet te vergeten - aan hun eigen aan
leg en ambitie.
Regime
Het regime van de kweekschool was streng:
de jongens werden kortgehouden. Veertig
uur (klokuren) in de week hadden ze les,
in de vroege avond mochten ze een uurtje
wandelen. Cafébezoek tijdens dat uurtje
was ten strengste verboden, evenals "lopen
met meisjes". Na de wandeling moesten ze
regelrecht terug naar het kosthuis - de
kast - waar het huiswerk wachtte. De kost
baas hield de tijd bij en leraren kwamen
regelmatig langs om te controleren of de
jongens zich aan de geboden en verboden
hielden. Wie de regels overtrad kreeg eerst
een reprimande, waarna - bij volharding in
het kwaad - het dagelijkse wandeluurtje
voor enige tijd werd ingetrokken. Bij een
ernstig vergrijp konden ze één of twee
weken naar huis worden gestuurd. Hoewel
de leraren hun taak als opvoeders zeker
niet lichtvaardig opnamen, hadden ze er
begrip voor dat ze met pubers/adolescen
ten te maken hadden die zich, zo ver van
huis, vaak eenzaam voelden. Dus werd de
hand wel eens over het hart gestreken en
kwam de zondaar er met een 'hartig
woordje' en een belofte van beterschap af.
Een leerling echter die betrapt werd op
bezoek aan een herberg van minder allooi
of op een vrijpartij met een meisje van ver
dachte zeden, kon niet op pardon rekenen,
vooral niet als hij zich onverschillig en bru
taal opstelde. Zo iemand werd niet ge
schikt geacht om onderwijzer - opvoeder
der jeugd - te worden: hij werd van school
verwijderd, en wel voorgoed. Een van de
jongens uit de eerste lichting die in het
kosthuis 25,- van zijn kamergenoot had
gestolen, onderging hetzelfde lot.
Volgens Van Ham aanvaardden de jon
gens de strenge tucht min of meer als van
zelfsprekend. Het was een voorrecht dat je
op de kweekschool zat, vertelde Rosen-
daal, en de regels nam je voor lief.
Het briefje dat Lucas Bleeker, afkomstig uit
het Friese Balk, op 14 mei 1903 aan de
directeur schreef, is illustratief.9 Tot ieders
ontsteltenis was Lucas, die vier jaar lang
goede rapportcijfers had behaald, gezakt
voor het eindexamen. De directeur had dat
toegeschreven aan het 'lopen' met een
meisje. In de brief geeft Lucas toe dat hij
dit in de laatste maand meermalen had
gedaan, maar dat hij er het wandeluur en
de tijd na het examen voor had gebruikt.
Volgens hem had het zijn studie niet beïn
vloed. Aan het eind van zijn brief kiest hij
toch eieren voor zijn geld en wordt onder
danig: "Dat het eene dwaasheid is geweest
en tevens eene ongehoorzaamheid, zie ik
in, maar indien ik in Middelburg terugkom
beloof ik U, dat U dienaangaande geen
klachten meer over mij zult krijgen, Uw
dienstwillige dienaar L. Bleeker." Hij kwam
terug en behaalde in 1904 de onderwij
zersakte.
Er was weinig contact met de in Middel
burg geboren en getogen jongens, die
geen enkele waardering hadden voor leef
tijdgenoten die zó onder de plak zaten,