Praktijklessen
De eerste jaren moesten de kwekelingen
voor het opdoen van praktijkervaring naar
school E van de gemeente Middelburg.
Omdat dit niet ideaal was, werd op het ter
rein van de kweekschool een eigen lagere
school gebouwd - de zogenoemde Rijks
leerschool - die in 1880 in gebruik werd
genomen. Derde- en vierdejaarsleerlingen
woonden er lessen bij of gaven zelf les,
uiteraard onder begeleiding van de klas-
senonderwijzer.
Het feit dat de school onder toezicht stond
van de directeur van de kweekschool, werd
als een garantie voor goed en modern
onderwijs beschouwd. Middelburgse ouders
stuurden hun kinderen dan ook graag naar
de Rijksleerschool. Het aantal leerlingen
was onveranderlijk groot. Eerlijkheidshalve
moet vermeld worden dat de leerlingen
van school E, die was opgeheven, naar de
leerschool waren gekomen.
Het is opvallend dat noch de praktische
vorming noch de pedagogiek bij de leerlin
gen - aanstaande onderwijzers toch - in
hoog aanzien stonden. Het intellectualisme
vierde hoogtij! in zijn feestrede ter gele
genheid van het vijftigjarig bestaan van de
school zei oud-leerling J.N. Pattist het vol
gende: "Opvoedkunde genoot onze vol
maakte minachting; wie niet goed kon
rekenen of stellen, niet goed was in aard
rijkskunde of geschiedenis, die begaf zich
naar onze mening in de paedagogiek."11
Rosendaal echter vertelde dat hij het prak-
tijkwerk altijd graag had gedaan. Hij hecht
te veel waarde aan de beoordelingen van
zijn lessen, die in een speciaal daartoe
ingericht boekje werden genoteerd.
Godsdienstlessen
In een van zijn eerste jaaroverzichten'2
schrijft de directeur: "De godsdienstige
opleiding, die buiten den kring der school
valt, wordt op verzoek van en geheel in
overeenstemming met de inzichten en
wenschen van de ouders of voogden der
kweekelingen door mij aanbevolen aan
geestelijken van de verschillende gezind
ten en richtingen waartoe de jongelieden
behooren." Het volgende lijstje laat de
grote variëteit van gezindten zien: orthodox
protestants, modern protestants, christelijk
gereformeerd, gereformeerd, evangelisch-
luthers, doopsgezind, Waals, rooms-katho-
liek en Israëlitisch.
Alle leerlingen die nog geen belijdenis
hadden gedaan, werden in de gelegenheid
gesteld om godsdienstonderwijs te ontvan
gen.
In het verslag over het schooljaar 1907/
'08'3 lezen we dat de overgrote meerder
heid van de leerlingen tot de Nederduits
hervormde gemeente behoorde. De ene
helft ontving godsdienstonderwijs in
moderne, de andere helft in meer behou
dende richting. Hoewel het godsdienst
onderwijs niet tot de competentie van de
directeur behoorde, was hij toch waak
zaam. We lezen: "Over het gedrag en de
vlijt der leerlingen wordt mij geregeld door
de godsdienstleeraars verslag gegeven.
Waar deze te wenschen overlieten heb ik
de jongelui op hun plicht gewezen."
In het jaarverslag van 1911 12 worden
voor het godsdienstonderwijs twee her
vormde predikanten genoemd: M. van
Empel en H.A. van der Meulen. Vierentwin
tig leerlingen kregen les van Van Empel,
achtenvijftig van Van der Meulen. Twee jon
gens werden onderwezen door de predi
kant van de doopsgezinde gemeente, vier
door de gereformeerde dominee en één
door de voorganger van de Lutherse