is geweest tussen de bestuurders van de watering Vijfambachten en "die van Zan- dijc", dat is de Oostwatering. Vijfambach ten beweerde dat het een zeedijk van een polder in Oostwatering is, en een watering onderhield zelf zijn zeedijken. De tegenpar tij beriep zich onder andere op de oude grens tussen de wateringen. In het verle den hebben meerdere mensen onderzocht over welk stuk dijk de ruzie ging. Ooit schreef M.P. de Bruin dat de Kijfdijk tussen Veere en Vrouwenpolder lag, terwijl I.P. Back meent dat het de dijk van de Ooster- nieuwlandpolder is. Hij baseert dat op het verslag van een proces over het geschil voor het Hof van Holland in 1446. Na het lezen van datzelfde verslag ben ik tot de overtuiging gekomen dat het gaat om de dijk van de Westpolder ten noordwesten van Oranjezon. In het proces namelijk voe ren "die van Zandijc" aan dat "van oude tijden den afgang van die van den Vijfam bachten altois geweest heeft den upgang van Zandijc" en dat die van Vijfambachten "van ouds hebben alle den dijck strekken de westwaarts van den ouden schinkel- hoecke tot Dunhoe poirte toe." Met "af gang" en "upgang" zal bedoeld zijn dat daar de scheiding van de wateringen was. Op de oude kaarten loopt de watering- Hef deel van de Beekshoekpolder dat eertijds ook als Westpolder bekend was, gezien in de richting van Oranjezon. (Foto Leo Hollestelle) grens ten westen om de Craneweyepolder heen. We weten nu dat de grens tussen de wateringen ten oosten van de Craneweye- block lag. We kunnen de grens naar het noorden doortrekken tot de noordelijke dijk van de Beekshoekpolder. Vanwege de afwatering was de Goedepolder daarbij een uitzondering. Op dat punt is aan de dijk van de Beekshoekpolder en ook op de kaart te zien dat daar de dijk verlengd is en dus dat daar eerst een hoek was. Dat moet de oude Schinkelhoek zijn. Oostelijk ervan lag de Noordpolder en westelijk de Westpolder. Met de omschrijving "tot Dun hoe poirte toe" zal bedoeld zijn het gebied dat later Dunopoorteblock heette. De dijk bereikt dat gebied bij Overduin. Het geschil gaat over een dijk van vijfhon derd roeden. Dijken werden gemeten met een roede van vier meter. De dijk was dus tweeduizend meter lang en was gekaveld in de lange, de middel, en de korte delin- ge. De Oostwatering had daar 237 roeden en 5 voet tot aan de oude schinkelhoeck, "Uttel meer of min", dat is 950 meter. De zeedijk van de Noordpolder is ongeveer

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 27