waarin hij zich dan onbroederlijk opstelde. Als voorbeeld noemden de kerkenraads leden dat Diemer bij de laatste nabetrach ting van het avondmaal - toen geen van de kerkenraadsleden samen met de predi kant avondmaal wilde en kon vieren - het bestond om vanaf de kansel hen allen aan te spreken met "lieve broeders". Het notulenboek De aanhoudende discussies over de notu len deden de verhoudingen in de kerken raad evenmin goed. Diemer had op 16 oktober 1873 zoveel kritiek op de notulen dat hij als voorzitter weigerde ze te onder tekenen. De scriba verklaarde dat Diemer de opmerkingen aan hem kon doen toeko men, zodat hij ze in de volgende notulen kon opnemen. Diemer nam daarop de scriba het notulenboek uit handen en begon erin te schrijven. Daarop verzocht de scriba hierover eerst met hem te over leggen en pakte het notulenboek met één hand vast. Diemer rukte het uit diens hand en hield het in de hoogte, waarbij hij uit sprak: "Ik ben President, laat er niemand de vrijmoedigheid nemen om het uit mijne handen te nemen, waarop noch sommige broeders zeggen dat de scriba het notu lenboek niet moet overgeven." De aange slagen scriba stelde de andere kerken raadsleden voor de zaak aan de classis voor te leggen. Wat had Diemer nu in het notulenboek geschreven? "Daar ik zoo de notjulen] niet kan goedkeuren, omdat ik vele aanmerkin gen heb, en omdat mij aangaande deze notjulen] naar de classis gaan, zal ik mijne opmerking den scriba op papier doen4- geworden en ook medebrengen op de ejerstjkjomende] classis. E. Diemer." Schuldbelijdenis De classis viel op 21 oktober over het taal gebruik van Diemer en besloot dat hij schuldbelijdenis hierover diende te doen. Diemer bleek zijn diakenen en ouderlingen "leugenaars en lasteraars" te hebben genoemd. De classis stoorde zich aan Diemers houding en oordeelde dat de gemeente van Meliskerke niet langer met stichting door Diemer gediend kon worden. Dat zou leiden tot "totale vernietiging der gemeente". De classis betrok op 30 okto ber de deputaten van de Provinciale Syno de Zeeland erbij, mede omdat Diemer zijn ontslag niet wilde indienen. Diemer schreef een openlijke verklaring waarin hij zowel de kerkenraad als de classis van onbe kwaamheid beschuldigde om een kerk rechtelijke aangelegenheid te behandelen. De classis besloot Diemer voor zes weken te schorsen met behoud van traktement. Een dag later schreef Diemer een brief aan de classis, waarin hij spijt betuigde van hetgeen hij gezegd had. In de buitengewone zitting van 5 november sprak de classis over de schuldbelijdenis van Diemer. Littooij meldde dat Diemer de ernst van de situatie inzag. Diemer ver zocht de classis om van zijn gemeente los gemaakt te worden. Desondanks bleef hij de classis verbazen. In de dankstond voor gewas en arbeid van 4 november had hij namelijk gezegd: "Na lang met veel gebrek en struikeling, ge werkt, geworsteld, en gebeden te hebben, om den kerkeraad en de classis tot dat punt te krijgen, waar wij gezamenlijk, naar mijne zuivere overtuiging, den zegen des Heeren kunnen verwachten; maar tot nog toe vruchteloos; heb ik volle vrijmoedigheid gekregen om mijn ontslag als leeraar van de gemeente Meliskerke bij de classis aan

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 38