opend werd. Tot 1934 bleef het fungeren als bejaardentehuis, waarna het in etappes werd gerestaureerd en ingericht als muse um. Dit Museum Het Catharina Gasthuis laat zijn eigen geschiedenis en het verhaal van de Goudse gezondheidszorg zien. Daarnaast bezit het een grote collectie voorwerpen uit de geschiedenis van Gouda, zoals de zilveren kelk, geschonken door Jacoba van Beieren en vele zeldzame zes- tiende-eeuwse altaarstukken uit Goudse kerken en kloosters. De grote driehoekige Markt is het belang rijkste plein in de stad en door zijn vorm en het centraal gelegen stadhuis een unicum in de wereld. In 1396 kocht het stadsbe stuur het toen nog drassige terrein en richtte het in als marktveld. Op de zuide lijke punt stonden toen al openbare gebou wen. Pas in de achttiende eeuw werd de Markt verhard tot een echt plein, waar nog altijd op donderdag de weekmarkt plaats vindt en op zaterdag een warenmarkt. De stadsbrand van 1438 beschadigde ook het toenmalige Goudse stadhuis en de andere openbare gebouwen. Om herhaling in de toekomst te voorkomen besloot het stads bestuur een stenen stadhuis in laatgoti sche stijl midden op het marktveld te laten bouwen. Het drassige terrein werd droog gelegd; in 1448 werden houten roosters gelegd voor de fundering en in 1450 was het stadhuis klaar. In 1695 vond een ingrij pende verbouwing in renaissancestijl plaats en vanaf 1877 is het tot driemaal toe gerestaureerd, waardoor het gebouw de sporen draagt van vijfenhalve eeuw bouwen en restaureren. In het stadhuis vergaderde het stadsbe stuur, werkten de klerken en werd rechtge sproken. Het stadhuis wordt nog steeds gebruikt voor raadsvergaderingen en offi ciële gebeurtenissen. Het bordes aan de voorzijde werd in 1603 gemaakt door de steenhouwer Gregorius Cool. De spreuk boven de voordeur riep de binnentredende rechters op ook naar de tegenpartij te luis teren. Aan de Markt bevindt zich ook de Waag. In 1667 kocht Gouda van de Staten van Holland het recht om zelf goederen te wegen en daar belasting over te heffen. Architect Pieter Post (1608-1669) maakte het ontwerp. Waag en stadhuis werden even breed en staan precies op één lijn om te benadrukken dat de Waag aan de stad toebehoorde. Uit de overbodige bovenverdieping en de rijke decoraties blijkt dat het om een prestigeobject ging, dat toen nog ver boven de omringende bebouwing uitstak. Inwoners van Gouda moeten helaas erkennen dat Goudse kaas niet uit Gouda komt maar uit de omgeving van de stad, met name uit de Krimpenerwaard, en dat de kaas zijn naam dankt aan het feit dat hij in Gouda op de markt wordt gebracht. De kaashandel is wel zo oud als de stad zelf, want de kaas uit de omgeving is altijd in Gouda verhandeld. Centrum van de kaas handel was de Waag. De hoogte van de Waag had ook gevolgen voor de eigenaar van herberg De Oude Salm, die in 1670 bij een verbouwing te horen kreeg dat de daklijst van zijn gebouw minimaal zes voet lager moest blijven dan die van de Waag. Hij schikte zich, maar bracht in de zijgevel een gevel steen aan met de spottende tekst "Niet te Hooch, Niet te Laech, Van Passé". Een latere eigenaar kreeg wel zijn zin en mocht bij een verbouwing de gevel een stuk optrekken. In dat gedenkwaardige pand hebben wij geluncht.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 49