vertrek. Ik ging naar het stadhuis en haal de voor mezelf als Brits vice-consul een binnenlands paspoort. Dit was voorge schreven wanneer men zich wilde 'ver plaatsen'. Daarna ging ik naar de Provin ciale Griffie om te zeggen dat ik wegging. Men was daar druk bezig met het inpak ken van de archieven, die naar de kelder van de Provinciale Bibliotheek gingen. Nooit hadden we kunnen denken dat het hele gebouw met al zijn schatten de vol gende vrijdag in vlammen zou opgaan en alle stukken door water en vuur zouden worden vernield. Toen ik thuiskwam, vertelde mijn vrouw dat de Commissaris van de Koningin had op gebeld en had gezegd dat hij van de minister van Binnenlandse Zaken order had gekregen naar Zeeuws-Vlaanderen over te steken om daar de regering voort te zetten. Nu vroeg hij mij ervoor te zorgen dat hem bij die overtocht door de geallieer de militaire autoriteiten niets in de weg zou worden gelegd. Ik moest dus die permis sies zien te krijgen. Na het eten ging ik naar de staf in de Koepoortstraat 6, om dat voor de commissaris, zijn vrouw en jongste zoon én voor de griffier mr. B.D.H. Teilegen met zijn vrouw en kinderen in orde te maken. Eindelijk was het avond. De auto stond klaar en alles was ingeladen. Ik keek mijn kantoor nog eens rond en trok de deur dicht. Daarna sloot ik de voordeur van Rouaansekaai 23, waar ik in 1884 op 4 januari geboren was. Ik verliet dit huis voorgoed op 15 mei 1940. Woensdag 15 mei Voorop reed een auto met een officier en de heer Teilegen met zijn gezin. Daarop volgde commissaris Quarles van Ufford met vrouw en zoon. Daarachter reden wij. Het was pikdonker, er scheen geen maan en de autolampen waren verduisterd. We kwamen geruisloos aan voor het station in Vlissingen. Vóór het aanbreken van de dag voer er echter geen ferryboot. We reden naar Der Boede, waar de mensen van de Kon. Mij De Schelde hun intrek hadden genomen. We konden daar de nacht door brengen, nadat Quarles had geregeld dat we met een houten motorbotter om kwart voor vijf bij het Roeiershoofd te Vlissingen zouden worden afgehaald en naar Bres- kens zouden worden gebracht. De auto's zouden met de eerste ferryboot worden overgezet. En zo gebeurde het ook. In Cadzand werden we zeer vriendelijk ontvangen door de familie Becu. We vatten zelfs het plan op, wanneer de oorlogsom standigheden dat veroorloofden, daar een poosje te blijven. Om 12 uur die dag luisterden we naar de radio. Het nieuws was alarmerend. Het Belgische front was doorbroken, Antwer pen liep gevaar te worden veroverd. Toen zei ik tegen mijn vrouw: "Onmiddellijk alles inpakken en zo spoedig mogelijk weg!" Naschrift Het gezin De Bruyne stak de volgende dag de Belgisch-Franse grens over. Na een kort verblijf in een kasteeltje nabij Le Havre bereikte het gezin veilig op 19 mei Enge land. P. de Bruyne Dit verslag is door de redactie van De Wete samengevat en bewerkt.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 30