Van de redactie Deze april-Wete begin ik met de mede deling dat op 8 februari jl. Kees Kareis is overleden. Hij is bijna tachtig jaar gewor den. De heer Kareis was meer dan dertig jaar de corrector van De Wete. Hij las de opmaakproef van elke Wete om te kijken of er nog typefouten, grammaticale of inhoudelijke fouten in stonden. Hij had een scherpe opmerkingsgave wat dat betreft. Vanaf het moment dat De Wete digitaal bij drukkerij ADZ werd aangeleverd (begin 1996) werd de oogst voor de heer Kareis aanmerkelijk minder, maar elke keer wist hij toch nog enkele ongeregeldheden te vinden. Hij vond het een voorrecht om als eerste lid van de HKW de nieuwe Wete te mogen lezen. Het was voor ons altijd een geruststelling dat hij meelas, want dan wis ten we zeker dat er geen storende fouten in ons tijdschrift stonden. Deze april-Wete is onbedoeld een Middel- burg-nummer geworden. Alle bijdragen spelen zich af in en rond de Zeeuwse hoofdstad. Mochten de Vlissingse en de 'dorpse' leden hier toch wat moeite mee hebben, dan roepen wij ze op een bijdrage over hun woonomgeving in te sturen. Het Walchers heem is immers een onuitputte lijke bron van verhalen en gebeurtenissen die de moeite van het vertellen waard zijn. We beginnen met een artikel dat Jules Braat schreef over de spanningen die in 1951 tot uitbarsting kwamen tussen Ambo nezen, die kort daarvoor hun vaderland hadden moeten verlaten, en enkele Middel burgers. Voor en tijdens de Middelburgse kermis in augustus 1951 kwam het tot een escalatie. Het verhaal van Jules Braat laat duidelijk zien hoe belangrijk de reactie van de overheid is op spanningen die in de samenleving ontstaan als minderheden i/6 m'\ M 5) zich achtergesteld voelen. Het is een on derwerp dat in onze tijd nog steeds actueel is, maar dan ten aanzien van andere bevolkingsgroepen. De laatste jaren zijn de Molukkers in Nederland intensief bezig met het vastleggen en bestuderen van hun eigen geschiedenis. Het verhaal van Braat voegt daar weer iets aan toe. A.J. Puype stuurde ons een verhaal toe over een Middelburgse jonge vrouw die als dienstbode werkte op de villa Roozenburg, gelegen schuin achter het station van Mid delburg. Het verhaal over Debora Janse, door haar werkgeefster Dora genoemd, is vele jaren later door haar zuster aan de heer Puype toegestuurd. Na zeventien jaar heeft hij het verhaal weer tevoorschijn gehaald en is het bewerkt voor De Wete. Twee andere Middelburgers worden belicht in het artikel van Roosanne Goudbeek over de stadsheelmeester Jacobus Johan nes Pieterse (1809-1853) en zijn vrouw Lena Levina Cats. Aanleiding voor dit arti kel zijn twee onlangs opgedoken portretten van dit echtpaar, gemaakt door de Middel burgse portretkunstenaar Cornelis Kimmel. Hierna kunt u het vervolg lezen van het artikel over de Middelburgse Rijkskweek school, waarvan het eerste deel verscheen in de vorige Wete. Tine Visser vertelt nu over de buitenschoolse activiteiten die de jonge onderwijzers-in-opleiding ontplooi den: toneel, sport, excursies en het maken van een schoolkrant. Tot slot vergelijkt Tine Visser de opleiding die de 'jonge jongens' genoten met die van de huidige studenten aan de Pedagogische Academie voor het Basisonderwijs (pabo). Die biedt veel meer mogelijkheden dan de opleiding van hon derd jaar geleden, maar de vroegere oplei ding tot onderwijzer werd door de toenma lige leerlingen als positief ervaren.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 4