huisgenoten, werd een bloedonderzoek
gedaan. Daarbij werden in de Korte Noord
straat en omgeving bij vier huisgenoten
van voormalige patiënten nog parasieten
in het bloed aangetroffen.
Hoewel de epidemie nog geen ernstige
vormen had aangenomen, werd er toch
een malariacommissie in het leven geroe
pen, onder voorzitterschap van de burge
meester. Hierin hadden alle huisartsen, de
kinderarts, de directeur van het Gasthuis,
de schoolarts en de gemeentearts zitting.
De huisartsen werd geadviseerd om bij
ieder verdacht geval direct bloed af te
nemen en dat te laten onderzoeken in het
Gasthuis.
De besprekingen in de malariacommissie
hadden tot gevolg dat op voorstel van bur
gemeester mr. dr. J. van Walré de Bordes
een onderzoek werd ingesteld naar de kel
ders in het centrum van de stad. Een groot
aantal daarvan lag sinds het bombarde
ment van mei 1940 open en de meeste
waren in de herfst vol water gelopen. Dit
onderzoek was een schot in de roos, want
op 17 september 1941 bleken de kelders,
tegen veler verwachting in, rijke broed
plaatsen van anopheles. Gewoonlijk kwa
men de larven namelijk in brak water voor,
terwijl de kelders gevuld waren met zoet
water. Bovendien werden zelfs larven aan
getroffen in kelders waar het zonlicht nau
welijks kon binnendringen. Om de broed
plaatsen onschadelijk te maken, werden ze
op 19 en 22 september behandeld met
petroleum. Om te voorkomen dat ze het
volgende jaar weer als broedplaats zouden
gaan fungeren, werden ze dichtgegooid.
De ondergelopen kelders konden echter
niet de oorzaak zijn van de uitbreiding van
de malaria in 1941. De patiënten bij wie
zich dat jaar de ziekte openbaarde - echt
ziek, met koorts - waren al tussen half
augustus en eind oktober 1940 geïnfec
teerd, terwijl de kelders pas na oktober van
dat jaar waren ondergelopen.
De bestrijding werd nu in handen gelegd
van de malariacommissie. Deze adviseer
de om alle huizen waarin zich in de voor
gaande jaren tussen half augustus en eind
oktober malaria had voorgedaan, om de
veertien dagen te laten bespuiten met
shelltox, een pyrethrumpreparaat. Met veel
moeite wist de gemeente een elektrisch
bespuitingsapparaat, een United Spray 38,
op de kop te tikken dat op de fiets kon
worden vervoerd. Om verdere verspreiding
van de malaria tegen te gaan kregen alle
patiënten uit 1940 en 1941 een kininekuur
van twee keer één gram per week voorge
schreven.
Uitbreiding
Eind 1941 bleek dat er dat jaar een uitbrei
ding van de epidemie had plaatsgevonden.
De meeste ziektegevallen waren aange
troffen in de omgeving van de Korte Noord
straat en de Bogardstraat: 26 van de 64
primaire gevallen. Een gelukkige omstan
digheid was dat zich geen haarden hadden
gevormd rond de huizen waar in 1940 para
sietendragers waren gevonden. Hieruit werd
de conclusie getrokken dat de getroffen
maatregelen doeltreffend waren geweest.
Leerde 1941 reeds dat de gevallen over
een groot deel van de stad waren ver
spreid, nog duidelijker werd dat in het vol
gende jaar. Er bleef een duidelijke concen
tratie in het kwartier Bogardstraat/Noord-
straat/Lambrechtstraat, maar daarnaast
waren er gevallen in de vanouds bekende
malariabuurt Klein-Vlaanderen/Volderij-
laagte, meer gevallen op de Noordweg, de
Seisweg en de Seissingel en enkele geval-