De dagelijkse warme maaltijd werd 'geser veerd' in een voor die gelegenheid gevor derde zaal of kantine en 'verzorgd' door Nederlandse koks. Het eten was bar slecht. Óf de Duitsers betaalden er te wei nig voor óf de koks wilden er te veel aan verdienen. Hoe het met de broodmaal tijden ging weet ik niet meer. De tegen woordigheid van geest van mijn vader had ervoor gezorgd dat ik ook gehuisvest werd in Duinzicht, waar we samen een kamer hadden. Aan het werk De eerste morgen moesten we weer aan treden en de oudsten werden naar de keu ken gedirigeerd, waar ze houtjes moesten hakken, aardappelen schillen en andere tijdvullende karweitjes verrichten. De Duit sers zaten kennelijk met hen in de maag. Ik werd met anderen in de bossen aan het werk gezet. Daar werden door andere pro fessionele ploegen bomen omgezaagd en in bepaalde afmetingen gekort. Die stam men moesten wij op platte karren laden. Ook daarvoor waren Walcherse boeren met hun materieel gevorderd. Het was zwaar werk, want men had niet de dunste bomen uitgezocht. Het was ook niet ongevaarlijk, want de stammen moes ten met hefbomen van de grond op de wagens getild worden. Gelukkig zijn daar bij, voor zover ik weet, geen ongelukken gebeurd. Er waren ook Italiaanse krijgsge vangenen tewerkgesteld die ons steevast aanspoorden met "piano, piano!" (lang zaam!) De meeste Duitsers waarmee we te maken hadden, waren niet ongeschikt. Ik denk dat de meesten halsreikend naar het einde van de oorlog uitzagen, hoe die ook voor hen zou aflopen. Er was één uitzon dering: een Feldwebel. Hij was klein van stuk, een vals partijmannetje dat het nodig vond ons achter de vodden te zitten. Na ongeveer een week werden we met ons hele hebben en houwen verplaatst en ondergebracht in kasteel Westhove, hal verwege Domburg en Oostkapelle, een mooi landgoed met prachtige bomen. Dit kasteel was ook gevorderd en had gediend als onderkomen voor soldaten van hoog tot laag (eerst hoog en later laag). Het was dus ook uitgewoond, evenals het pension in Domburg. Gelukkig waren hier geen ver vuilde matrassen maar strozakken in de tweehoogkribben. De wc's waren niet om aan te zien, maar het eten was hier beter. We kregen de warme maaltijd in de kanti ne van het leger; we hadden het dus 'even goed' als de soldaten. Ook verbleven men sen in bunkers die half in de duinen inge graven waren. De eetzaal was ook ondergebracht in zo'n bunker. Bij de ingang hing een grote bel met het randschrift "Gott strafe England". Pas als alle manschappen en ook wij 'dwangarbeiders' aanwezig waren, kwa men de officieren binnen, ledereen moest opstaan en eensgezind "Mahlzeit" roepen en dan werd er opgediend. De eerste tijd werd er na het eten aan de officieren rookgerei uitgedeeld en - het is niet te geloven - de ploeg 'oude mannen' deelde daarin mee. Of dat lang geduurd heeft, zou ik niet kunnen zeggen. Het waren onvervalste, dikke Hollandse (gesto len) sigaren. Dus letterlijk sigaren uit eigen doos. In de eetzaal hing een groot portret van Hitier, dat op zekere dag met een mes be werkt was. Of dat Verbrechen een daad was van een Duitser of van een Eindhove- naar, is me nooit duidelijk geworden.

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 35