gekomen van land ten noordwesten van de
kerk dat in den Pastoorsblok lag en van
land in den Gasthuisblok. Dit blok lag ten
zuidoosten van de kerk. Le Sage wilde zijn
bezit in den Pastoorsblok vergroten. Het
was zijn bedoeling land in den Gasthuis-
blok te ruilen voor dat in den Pastoorsblok.
Omdat de gemeente Middelburg in het
Willem le Sage liet een prachtig huis bouwen
in Oostkapelle. Kopergravure door H. Spilman,
naar tekening van C. Pronk, 1745. (Zeeuws
Archief, Zeeuws Genootschap, Zelandia Illu-
strata, deel II, nr. 807).
bezit was van de ambachtsheerlijkheid van
Oostkapelle, vroeg Le Sage aan de raad
van Middelburg toestemming voor de ruil.
De raad gaf hieraan op 21 november 1671
zijn goedkeuring. De kerkenraad van Oost
kapelle was het met de ruil niet eens. Het
bewuste perceel in de Pastoorsblok was
immers van de diaconie. Toch bleef Le
Sage op het standpunt staan dat de ruil
rechtmatig tot stand was gekomen en de
kerkenraad moest maar genoegen nemen
met de ruil.
Deze hele affaire riekt naar vriendjespoli
tiek of begunstiging van verwanten. Want
destijds was bloedverwant Johan le Sage
burgemeester van Middelburg.
De gemeente Middelburg was in die tijd in
het bezit van een aantal ambachtsheerlijk
heden. Door financieel wanbeleid bij de
Stadsleenbank van Middelburg was de
raad van Middelburg genoodzaakt zijn
ambachtsheerlijkheden, waaron
der die van Oostkapelle, te verko
pen. Willem le Sage kocht in 1679
de ambachtsheerlijkheid van Oost
kapelle voor 10.556 Vlaamse pon
den (vandaag de dag een bedrag
van ca. 28.740 euro).
Door zijn huwelijk met Agnes de
Vroe mocht Le Sage zich ook
heer van de verdronken stad Rei-
merswaal en het verdronken dorp
Lodijke noemen.'
In de Pastoorsblok, waar voordien
de pastoor en zijn schoonouders
hadden gewoond, liet Willem le
Sage een buitenplaats bouwen.
In de Nieuwe Cronyk van Zeeland (1696)
van Mattheus Smallegange staat: "Dese
Heer [Willem le Sage] heeft alhier een
seer prachtig en kostelijk Huis gemaekt,
met heerlijke Tuinen, Hoven, en aengena-
me Plantagien, soodanig dat het als een
Vorstelijk Paleis sou mogen gerekent wor
den."
Mattheus Gargon zegt in zijn Walchersche
Arkadia (1715) dat het huis en hof van de
ambachtsheer van Oostkapelle "in pracht
en vermaak voor niet eenen van dit Eiland
behoeft te wijken."
Martin van den Broeke, auteur van Jan
Arends, Buitenplaatsen op Walcheren
(2001), veronderstelt dat het huis van de
heer en mevrouw De Vroe, de schoonou
ders van Le Sage, geheel of gedeeltelijk is