ende leeren franchoys spreken." Behalve Frans zal hij de jongens ook leren lezen, schrijven en rekenen. Van zijn vrouw krij gen de meisjes handwerkles: "naeyen, spellewerck, cussens steken en dierge- lycke wercken." Hendricx vraagt het stadsbestuur om een traktement van twaalf ponden groot Vlaams 72) per jaar. Verder vraagt hij vrijstelling van inkwartiering van soldaten, vrijdom van wacht en een "betamelicke woninge", passend voor een dergelijke school. Burgemeesters, schepenen en raad van de stad Veere besluiten de suppliant de gevraagde toestemming te verlenen. Hij zal worden vrijgesteld van inkwartiering van soldaten, zal vrijdom van wacht genie ten, hoeft geen huishuur te betalen en kan per jaar op twee lasten turf rekenen. Als voorwaarde wordt gesteld dat hij het ware gereformeerde geloof belijdt en dat hij alleen de Franse taal en enkele "vrije con- sten" (bijvoorbeeld geometrie), die op de Vlaamse (Nederduitse) school niet aan de orde komen, zal onderwijzen. Het is duide lijk dat het stadsbestuur een eventuele concurrentie tussen de twee scholen wil voorkomen. In 1693 wordt melding gemaakt van een in Arnemuiden woonachtige schoolmeester die genegen zou zijn naar Veere te verhui zen om les te geven in Frans, lezen, schrij ven en rekenen. De burgemeester krijgt opdracht met hem te onderhandelen en wel zodanig dat het "profijt voor de stad" zo groot mogelijk is. Dat lukt hem aardig. In het in januari 1694 gesloten contract wordt de meester vrijheid van stadsaccijnzen beloofd en vrijdom van "togt en wagt". Voor het huren van een huis zal hij jaarlijks 50 krijgen, maar een traktement komt niet ter sprake. Hij zal dus van de opbrengst van de schoolgelden moeten zien rond te komen. Wel krijgt hij de toezegging dat, zolang hij er is, in Veere geen andere Franse meester zal worden toegelaten. Veere heeft deze meester - zijn naam wordt niet genoemd - op een koopje! Schoolmeesters In de achttiende eeuw is de aanwezigheid van een Franse school in Veere zeer be langrijk geworden. Dit blijkt uit de moeite die de stadsregering zich getroost om een Franse meester aan te trekken. Als dat is gelukt krijgt hij de beschikking over een schoolhuis, dat op kosten van de stad wordt onderhouden en verwarmd. Zijn rechten en plichten, zijn traktement en andere emolumenten worden in een con tract vastgelegd. In april 1724 wordt Pierre Jean Decosby voor twee jaar gecontracteerd. Zijn jaarlijks traktement bedraagt 250, waarbij nog 25 komt voor brandstoffen. Als voorzan ger in de Waalse kerk ontvangt hij 50 per jaar. De stadsregering vindt het nu nood zakelijk enkele "commissarissen" (scholar- chen) te benoemen die belast worden met het toezicht op de Franse school. Decosby blijkt er niets van te maken; de school verloopt. Binnen het jaar krijgt de schoolhouder zijn congé en moeten de scholarchen op zoek naar een nieuwe meester. In het voorjaar van 1728 treedt Daniel Du Saintois uit Namen aan. Drie jaar later wordt hij opgevolgd door de uit Maastricht afkomstige Jean Theodore Bruijer. Een jaar nadat hij is aangetreden wordt hij ziek. Hij vraagt en krijgt twee maanden verlof om in Maastricht genezing te gaan zoeken. Zijn vrouw neemt - met hulp van de meester van de Nederduitse school - de school in die tijd waar. Als het

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2005 | | pagina 6