een Franse school, goed gebruiken. De
scholarchen krijgen opdracht naar een be
kwame meester uit te zien. Al in april komen
ze met een geschikte kandidaat: monsieur
Michail Flamet. Samen met zijn echtgenote
zal hij de Franse school weer op poten zet
ten. Het door de scholarchen opgestelde
contract/reglement wordt door burgemees
ters, schepenen en raden in dank aan
vaard en goedgekeurd.3 Flamet en zijn
vrouw houden het evenwel niet lang in
Veere uit: al in 1757 vertrekken ze "naar
elders". Voorlopig moeten de kinderen voor
hun Franse lessen weer naar Middelburg.
Het verzoek van een zekere David Watson
om samen met zijn echtgenote een Frans/
Engelse school op te zetten, wordt afge
wezen. Als de scholarchen Watson daar
toe bekwaam achten mag hij zo'n schooltje
wel beginnen, maar dan als kleine zelf
standige: de stad zal er geen cent aan
spenderen.
Het duurt tot 1762 voordat in de persoon
van Frangois Brodier de zoveelste nieuwe
kostschoolhouder wordt gevonden. De stad
betaalt hem 17.6.8 (ruim 100) per jaar
en stelt een huis beschikbaar dat als school
lokaal moet dienen en dat het echtpaar
Brodier én de kostleerlingen een comforta
bel onderkomen biedt. Als voorzanger en
koster in de Waalse kerk verdient Brodier
er nog wat bij. Waarschijnlijk kan hij in Rot
terdam als voorlezer, voorzanger en cate
chiseermeester toch meer verdienen: in
1764 vertrekt hij en weer ligt de school stil.
Nieuw leven
Dan, in augustus 1767, laat de 28-jarige
Melchior Steury, ondermeester van de
Franse school in Domburg, weten dat hij
de Franse school in Veere nieuw leven wil
inblazen. De scholarchen examineren hem
in de Franse taal, in lezen, schrijven,
psalmzingen en in de "eerste beginselen
der goddelijke waarheden". De heren zijn
uiterst tevreden over de prestaties van de
uit Zwitserland afkomstige meester. Hij
wordt "geadmitteerd" (toegelaten) en kan
dus aan de slag.
In het voorjaar van 1768 rapporteren de
scholarchen hun bevindingen over het
onderwijs in de stad Veere. De twee
Nederduitse scholen, de weesschool en de
kleinekinderschool hebben samen 221
leerlingen, de Franse school heeft er 27.
De berichten over de school van Steury
zijn zeer gunstig: de goede vorderingen
van de leerlingen en de "bequaame disci
pline" in de school worden geprezen. De
scholarchen vinden dat Steury ter aan
moediging "eenige benificiën" (blijken van
goedgunstigheid) zou moeten ontvangen.
Ze stellen voor hem een vast bedrag per
leerling - elk halfjaar 3 - te betalen en
dan nog vier ponden Vlaams 24) ineens
om zijn school "in staat" te brengen. De
stadsregering reageert royaal: in oktober
wordt besloten de meester 7 per kind
per jaar te betalen en verder kan hij reke
nen op 30 voor brandstof. Bovendien
worden de reiskosten van zijn vrouw en
kinderen uit Zwitserland vergoed. Het is
duidelijk dat Veere met deze Franse
schoolmeester in zijn nopjes is. Het aantal
leerlingen, dat in de eerste jaren tussen de
25 en dertig lag, is in 1778 gestegen tot
54. De scholarchen ontdekken algauw hoe
dat komt: meer dan de helft van de leerlin
gen is afkomstig van de Nederduitse
school. Omdat deze danig in verval is,
hebben verschillende families hun kinde
ren naar Steury gestuurd. De scholarchen
adviseren de stadsregering om de school
meester van de Nederduitse school op een