moment zal de Brouwerssprink verlengd
zijn. De afbuiging ervan naar het westen,
ten noorden van Lewedamme, suggereert
dat er ook een verbinding geweest is met
de (veronderstelde) gegraven sloot die de
oude mond van de Zoetendaalse sprink
verving. Heeft men misschien het water
van de Brouwerssprink eerst (tijdelijk) via
de benedenloop van de Zoetendaalse
sprink in zee geloosd, bijvoorbeeld om de
inpoldering tot aan Ter Mee te kunnen
realiseren?7 En werd daarna pas de Brou
werssprink verder gegraven, recht naar het
noorden naar Huis Ter Mee? En is daarna
deze sloot in onbruik geraakt?
De tekst zegt in elk geval dat de sloot
vanaf of vanuit de Tumet stroomde. Dat
kan twee dingen betekenen. Met de Tumet
kan heel goed de Zoetendaalse sprink
bedoeld zijn, zoals in de 'oude' uitleg van
de tekst: de sloot stroomde oostwaarts
naar de verlengde Brouwerssprink. Een
andere mogelijkheid is dat de Tumet de
oostelijke restkreek was van de inbraak
geul. Die kan vanaf Lewedamme immers
ook tijdelijk afgewaterd hebben naar het
westen. Als dat zo is, kunnen de namen
van de boerderijen Huis Ter Mee en Ter
Mee een overblijfsel van deze waternaam
zijn. Tumet is misschien afgeleid van het
Middelnederlandse werkwoord 'turnen' dat
Germaanse wortels heeft en naar beneden
storten, vallen betekent. De Tumet zou dan
zoiets betekend hebben als: zij die
inbreekt, invalt. Erg voor de hand ligt dat
niet: Ter Mee kan ook ontstaan zijn uit
'meet' of 'mede' (hooiland).
Al met al staat de tweede uitleg niet sterk.
Het is zeer de vraag of de stap van 'Tumet'
naar 'Ter Mee' taalkundig wel kan. Maar
ook is het helemaal niet bewezen dat de
sloot tussen Lewedamme en de Oostka-
pelseweg - als die ooit bestaan heeft -
een tijdlang naar het westen stroomde. Het
is dus waarschijnlijker dat de Tumet de
Zoetendaalse sprink was.
De weg naar de begraafplaats
In elk geval grensde of raakte de sloot uit
de tekst ook aan "de weg die oostwaarts
gaat naar de begraafplaats van Seroosker-
ke [en] loopt naar een ander water, dat
men noemt de Kene en dat noordwaarts
stroomt richting de dijk." Met die dijk moet
de ringdijk bedoeld zijn die oostelijk van
Ter Mee de huidige Boshoekweg volgde.
Zeshonderd meter naar het oosten wordt
die weg, en werd toen dus de dijk, gekruist
door de Rijkebuurt- of Oranjezonsprink.
Noordelijk van dit punt is een gegraven
watergang, ten zuiden ervan duidt het
bochtige beloop op een natuurlijke water
loop. Dit water moet dus dateren van vóór
de inbraak, maar was het ook de Kene?
Een 'kene' staat in het Middelnederlands
voor een scheur of spleet; was dit water
voor deze aanduiding niet te breed?
Wanneer we onze theorie volhouden, dan
is met de weg die loopt tussen Tumet en
Kene8, de Kleine Putweg bedoeld.' In het
verleden liep deze ook met een bocht bij
Lewedamme naar het noorden tot bij Ter
Mee, langs de oostelijke rand van de diep
te." Bij Lewedamme raakte onze veronder
stelde 'fossa'" aan de Kleine Putweg.
Vanaf dit punt loopt de Kleine Putweg naar
het oosten en na 400 meter ligt ernaast
een stuk land dat Het Paerekerkhof
genoemd werd. Dat is interessant, want
een paardenkerkhof kan volgens de taal
kundige Schönfeld een ongewijde begraaf
plaats zijn. Was dit misschien in voorchris
telijke tijden de begraafplaats van de men
sen die in de omgeving van Serooskerke