Smolders ondervond veel concurrentie van
Koperen Ko, Mientje van 't Urgel en Kees
van Tol, die allen in die tijd als straatmuzi
kanten in Middelburg werkzaam waren. De
laatste deed dat door muziek te laten
horen uit een pathéfoon die op het onder
stel van een oude kinderwagen was ge
plaatst.
Een enkele maal reisde Smolders naar
een andere stad als daar een drukbezocht
evenement werd georganiseerd, en op
Prinsjesdag kon je hem steevast tegenko
men in Den Haag. Omdat het musiceren
hem in de winter te weinig geld opleverde,
werkte hij die maanden op de sociale
werkplaats.
David Smolders stond bekend als een
vriendelijke man die altijd in was voor een
praatje. Het was een goedgevig man. Een
mevrouw die reageerde, vertelde dat zij en
haar twee zusjes in de tijd rond Sinterklaas
een keer alledrie een pop van hem kregen
die bijna zo groot was als zijzelf en die je
op een bepaalde manier kon laten lopen.
De fluit op de boerderij
H. van Eenennaam uit Nieuw- en Sint
Joosland reageerde op het artikel van A.
de Visser in De Wete van januari jl. over
de geluiden in en rond zijn geboortedorp
Ritthem. Een van die geluiden was die van
een fluitje waarmee de schafttijd werd aan
gekondigd. De heer Van Eenennaam is in
het bezit van een dergelijk fluitje, niet van
hout maar deels van zink en deels van
blik. Het was ooit eigendom van een
herenboer. Zichzelf respecterende heren
boeren gebruikten volgens de heer Van
Eenennaam zo'n fluitje ook in de volgende
situatie: "Reed een herenboer met zijn rij
tuig over een - doorgaans - smalle weg
en kwam een ander rijtuig waarop een
minder goed gesitueerde boer zat, hem
tegemoet, dan blies hij al van verre op het
fluitje. De toen geldende fatsoensnormen
schreven namelijk voor dat de boer van
lagere stand met paard en rijtuig moest uit
wijken naar een naastgelegen toegangs-
dam of weiland. De herenboer kon dan
ongestoord zijn weg vervolgen."
Mussengilde
L. Poppe uit Aagtekerke reageerde nog op
het onderwerp mussengilde dat in De
Wete van oktober 2005 en die van januari
2006 aan de orde kwam. Hij heeft nog een
herinnering aan de tijd dat hij in Meiiskerke
woonde. In de winter en in het voorjaar
gingen enkele leden van het 'bestuur' van
het mussengilde langs de boeren om geld
te vragen voor hun gilde. Aan de hand van
het geld dat in kas was, kon dan in het
najaar de prijs worden bepaald van de
ingeleverde eitjes en vlerken (vleugels).
Ook duiven- en ekstereieren waren wel
kom, maar de laatste werden niet gevon
den omdat er in de jaren vijftig op Walche
ren nooit een ekster werd gezien.