Bijeenkomsten Klimaat en weersextremen \ls er één onderwerp is dat de mens in de an houdt en dat direct van invloed is op ijn leefomgeving, dan is het wei het weer. De mondiale klimaatverandering staat olop in de belangstelling. Dr. A.M.J. de .raker (VU Amsterdam), specialist op dit ebied, hield op 30 november 2005 een erhandeling over dit onderwerp, toege- pitst op het Zeeuwse deltagebied. Zijn ■zing viel in twee delen uiteen: voor de auze het weer in historisch perspectief, e weersextremen, het opsporen van onmateriaal en het verwerken van de egevens. Na de pauze kwamen de tormvloeden, de definitie ervan en de ronnenbespreking aan bod. en aantal bekende wetenschappers heeft ich met historische klimatologie en mete- -ologie beziggehouden. Vooral de stan- aardserie Duizend jaar weer, wind en ater in de Lage Landen van Jan Buisman zeer lezenswaardig, met veel spectacu- lir feitenmateriaal. Zo valt te lezen dat het 'eer in de Middeleeuwen relatief warm /as, dat kort voor 1600 een kleine ijstijd ijn hoogtepunt bereikte, gevolgd door de iouden Eeuw die weer relatief mild was. e Roy Ladurie bestudeerde de klimaatge- chiedenis vanaf het jaar 1000, terwijl de neteoroloog dr. Lamb onderzocht of er in s Middeleeuwen hetzelfde weer voor- wam als nu. Vat bronnenmateriaal betreft, hebben roegere wetenschappers dagboeken bij- ehouden over weermetingen. Isaac Beek- nan, geboren te Middelburg, hield rond 600 systematisch gegevens over neer- ag, temperatuur en windrichting bij. lelaas zijn slechts de gegevens van een ■aar jaar (rond 1612) bewaard gebleven, naar die geven toch een aardig beeld. Ook vele duizenden scheepsjournalen geven nauwkeurige beschrijvingen van het weer, dat meerdere malen per dag werd opgemeten onder vermelding van de bijbe horende breedtegraad. Zo kan men over een langere periode weersituaties in diver se gebieden vergelijken. De peilregisters van Rijnland uit de achttiende eeuw geven tot tweemaal per dag temperatuur en windrichting en de bekende wetenschap per Nicolaus Cruquius begon in 1706 met metingen. Voorts zijn er veel temperatuur- gegevens te vinden in tolrekeningen, kohieren, registers en verpachtingen van tienden. De laatste geven weer informatie over de oogsten van de zomer- en winter gewassen. Wanneer er geen koolzaad wordt geoogst, betekent dat een strenge winter. Op deze manier kan een recon structie gemaakt worden over langere periodes. Enkele voorbeelden van extreme winters waren de winter van 1585/'86, toen er nog nooit zoveel sneeuw in Antwerpen was gezien, en de winters van 1659/'60 en 1740 met strenge vorst over een periode van acht tot tien weken. In de winter van 1740 stegen hierdoor de voedselprijzen tot grote hoogte. In dit verband vormen de registers van de trekschuiten, tollen en bruggen (bijvoor beeld van de stad Gent) een aardige bron, waardoor bekend is hoeveel dagen er niet gevaren kon worden door ijsgang. Ook jaren van extreme droogte en hitte zijn bekend: 1471 (zeer heet en droog in Antwerpen), 1540 (droge rivieren), 1669 (zes weken geen regen) en in 1779 is het in Delft twee maanden droog; het water is vies en men bidt om regen. De verwerking van de gevonden gegevens is belangrijk voor het afzetten op een tijd balk. Voor de periode voor 1700 gebruikt

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 43