stromend of stilstaand water (vijver, sprienk
watergang. Samenstellingen met pit-, maar
mogelijk ook gemotiveerd door aanwezig
heid van putten of ligging in een depres
sie), een hoogte of laagte (berg).
- Naar hun afgelegenheid ten opzichte van
een centrum, bijvoorbeeld de dorpskern
(Tender) Durp) maar meestal het exploita
tiecentrum, met andere woorden de boer
derij: alle namen van verre oorden, plaat
sen die in de volkse perceptie zowat aan
het einde van de wereld liggen: Siberië,
Lombok, Amerika, Nova-Zembla, Batavia,
Nazareth (komt herhaaldelijk voor, maar is
het motief wel afgelegenheid?), Canada,
Batavia, ook namen met ver(re).
- Naar de windrichting ten opzichte van
het oriëntatiepunt (een bewoningskern of
een boerderij): namen met noord-, oost-,
zuid-, west-.
Tot zover het voorbeeld.
Er zijn ook altijd namen die in geen van
die veertien categorieën onder te brengen
zijn. Die staan in de boekjes onder "overi
ge namen". Een deel ervan zou gegroe
peerd kunnen worden onder de titel:
"genoemd naar een anekdote", onder
meer de 'krakeel'-toponiemen en die van
het type Eén te veel (Westkapelle).
Naamgevingsstrategieën
De taalkundige status van toponiemen als
identificerende (en niet beschrijvende)
taaltekens, brengt niet alleen een veel gro
tere motiefverscheidenheid mee in vergelij
king met de appellatieve naamgeving, ook
de naamsvorming is vaak anders dan in
de gewone woordenschat.
Veel veldnamen zijn samengesteld uit een
grondwoord dat in de gewone woorden
schat als categorienaam voorkomt of voor
kwam, bijvoorbeeld stik, wei. bos, pad,
wegt... en een eigennaam als bepalend
bestanddeel. Die eigennaam is dikwijls een
andere plaatsnaam, bijvoorbeeld Aagte-
kerkse Bos, Meliskerkse Stikje, Noordwegt-
stikken, Löödwegtstik, Griepskerks Padstik,
Pauwenburgstikje. Die voorbepalende
plaatsnaam lokaliseert het genoemde per
ceel op of nabij zijn territorium. Veel veld
namen hebben een persoonsnaam in de
voorbepaling die herinnert aan een vroe
gere eigenaar, vruchtgebruiker, bewoner of
aangelande, bijvoorbeeld Sturms Stikje,
Wolfstikje, Vöstik, Koenraads Gèêrstik, Piet
Schouts Stik, Maria Stikje, Jorisstik. Toch
zijn zulke namen in Walcheren betrekkelijk
gering in aantal, als we bijvoorbeeld verge
lijken met de Vlaamse veldnamen, waar ze
veelvuldig voorkomen. Veel talrijker zijn op
Walcheren de veldnamen van het type: Stik
van, Wei van, Land van..., wat een indica
tie is dat de namen betrekkelijk jong zijn, en
al getuigenis afleggen van standaardtaal
invloed op het dialect. De traditionele con
structie om een bezitsverhouding uit te
drukken is in de Walcherse en in de Zeeuw
se dialecten in het algemeen een combina
tie van de bezittersnaam in de genitiefver
buiging met het grondwoord, zoals in
Sturms Land en Sturms Stikje in Melisker-
ke. Zo gebeurde het in de gewone woor
denschat. In de eigennaamgeving kon die
verbuiging ook wegvallen, zoals in Wolf
stikje. Die genitiefconstructie is erg oud, ze
komt ook voor in onze standaardtaal, maar
daar ondervindt ze al eeuwen concurrentie
van omschrijvingen met het voorzetsel
van. In het dialect echter is die concurren
tie van recentere datum. Een andere indi
catie voor het betrekkelijk recente karakter:
lokaliserende aanduidingen met voorzet
sels: 't stik op de hoek; ook bij en in.