Vrijdag 14 juni
Ik werkte met Coos bij Van Raan in de Ka-
relsgang. Er waren geen boenders, bezems
of dweilen aanwezig, zodat we eerst alles
bij mevrouw Batten moesten halen. Tussen
de middag aten we ons meegebrachte
brood bij een juffrouw Boone.
Dinsdag 18 juni
Nanny en ik togen naar juffrouw Arnoldi in
de Pluimstraat. In 1942 moest ze, evenals
alle andere oude mensen, evacueren.
Haar huisje werd toen vier jaar lang be
woond, of beter gezegd 'uitgewoond' door
andere lui. Hoewel het huisje in de binnen
stad stond en dus niet door het water had
geleden, zag het er verschrikkelijk uit. In
alle deuren zaten spijkers, met bosjes bij
elkaar. Het keukentje dat wij moesten
schoonmaken, was meer dan erg. De laat
ste bewoner was een clandestien slachter
die daar kippen en konijnen aan touwtjes
had laten bungelen. Het plafond moest
afgenomen worden, ik boende er met
groene zeep op en het was net of ik aan
het verven was! Het mensje zei maar
steeds: "Och, och, wat is m'n 'uusje toch
verruwineerd, zulke smeeriappe toch
Het was dan ook heel zielig, want ze had
er 43 jaar gewoond en alles altijd even
keurig bijgehouden.
Maandag 24 juni
Elly en ik liepen ongeveer een halfuur naar
een nieuw adres aan de Nadorstweg, bij
de familie Fortgens. Het was een ver
schrikkelijk uitgeleefde woning die, nadat
er Duitsers in hadden gezeten, onder
water was komen te staan. Het dienstmeis
je hielp ook mee en met ons drieën begon
nen we maar weer, volgens het oude
recept, op zolder. Overal zetten die Duit
sers maar kachels neer en ze stookten en
rookten, bar gewoon.
Die avond kregen we bezoek van burge
meester en mevrouw Van der Weel met de
heer en mevrouw Batten. Het was een
gezellige avond. Ze bewonderden onze
vindingrijkheid bij de inrichting van onze
woonkamer.
Donderdag 27 juni
Gé en ik werkten aan de Vlissingseweg bij
een oude 'meneer', een echte zonderling.
Het huis zag er smerig uit, zoals trouwens
de meeste die we onder handen kregen.
De meubels waren op zolder opgeslagen
en die moesten we dus allemaal verplaat
sen. Er was alleen maar brak water uit een
put en dat moesten we naar tweehoog
sjouwen. Het was een heel karwei voordat
je met het eigenlijke werk kon beginnen.
Gé hield er de moed nogal in door alsmaar
liedjes te zingen. Ze beweerde zelfs dat ze
wel twee dagen achter elkaar zou kunnen
zingen, zonder hetzelfde versje te herhalen.
Ook kregen we nog bezoek van de toe
komstige bewoner, die ons onder andere
fantastische verhalen deed over huishoud
sters en dergelijke. Gé stond hem schijn
baar wel aan, want hij wilde haar wel als
'huishoudster' hebben, maar ze stuurde
hem vlug met een paar emmers naar
beneden om water te putten.
Donderdag 4 juli
Elly en ik kregen weer een nieuw karwei:
het huis van de familie Schout aan de Kou-
dekerkseweg (nummer 17). Gelukkig
kwam er voor hen een eind aan de evacu
atie omdat ze weer een eigen huis kregen,
al was het maar klein. Hoewel deze huizen
als gevolg van het lang onder water staan
allemaal nog kale witte muren en afge-