drenkelingen op open zee vanuit Veere
was verleden tijd.
Strategische vestigingsplaats
Direct na het einde van de Tweede Wereld
oorlog, in 1945, ontstond binnen de Zuid-
Hollandse Redding Maatschappij (ZHRM)
het plan om op een strategische positie in
de Zeeuwse Delta een compleet nieuw
reddingsstation op te richten en uit te rus
ten met een groot en voor die tijd geavan
ceerd type motorreddingsboot.
Belangrijk daarbij was dat kon worden be
schikt over degelijke havenfaciliteiten en
dat tevens een potentiële bemanning, bij
voorkeur uit visserijkringen, beschikbaar
was.
Begin oktober 1945 besloot de directie van
de ZHRM dat de motorreddingsboot Maria
Carolina Blankenheym, die tot die tijd in
Breskens was gestationeerd, vanaf maart
1946 in Veere dienst zou gaan doen. De
schipper en de machinist zouden volledig
bij de ZHRM in dienst treden. Daarnaast
zouden vier opstappers worden aangetrok
ken, die op oproepbasis aan de slag kon
den gaan.
Nog voor de Kerst in 1945 kwam vast te
staan wie tot de eerste reddingsbootbe
manning zouden behoren. Jan Minneboo,
geboren Veerenaar en ervaren zeeman en
visser, zou als schipper worden aange
steld, met daarnaast als eerste machinist
Pieter Jan Oele, die daarvoor geruime tijd
werkzaam was geweest als stoker en
machinist in de zeesleepvaart.
Ligplaatsen
De havenfaciliteiten konden voor die tijd
snel worden geregeld met het eerste
naoorlogse gemeentebestuur van Veere.
Aanvankelijk werden twee voorlopige lig
plaatsen toegewezen in de oostelijke
kanaalarm.
Pas jaren later, in 1954, kwam de stadsha-
ven van Veere als meest geschikte perma
nente ligplaats in beeld: aan de steiger van
de Kaai aan de noordzijde, vlak voor het
woonhuis van oud-havenmeester Hirdes.
Gunstige bijkomstigheid was dat daar kon
worden beschikt over magazijn- annex
werkplaatsruimte in het nabijgelegen olie
huisje van Nol Huijbrecht, aan het uiteinde
van de brug over de kaai. Deze café-eige
naar fungeerde eerst als opstapper en la
ter als eerste machinist op de reddingboot.
Naoorlogse perikelen
Op het moment dat de ZHRM in 1946 met
haar activiteiten in Veere wilde beginnen,
was de algemene toestand er verre van
ideaal. De Tweede Wereldoorlog had in
Veere in meerdere opzichten diepe sporen
achtergelaten. Walcheren stond nog voor
een groot deel onder water en met de fei
telijke droogmaking was men nog maar
amper begonnen. De gemeente Veere en
de Veerenaren moesten nog aan de eerste
fase van de wederopbouw beginnen.
Opvallend was wel dat in die periode de
beroepsvisserij vanuit Veere, met veelal
verouderde en merendeels houten scheep
jes van het type hoogaars en botter,
alweer enige gestalte begon te krijgen.
Juist in deze visserijkringen vond men een
belangrijke bron van ervaren en betrouw
bare bemanningsleden van de nationale
reddingsstations.
Zo verliep het in die tijd dus ook in Veere;
de ZHRM bleek klaar voor het karwei.
De reddingsboot
De Maria Carolina Blankenheym, die werd
geschonken door de douairière van Nispen