"Eenigszins buitensporig" Dierenkwellers in Gapinge Het is nu vijfenveertig jaar geleden dat Station Veere 284 ophield te bestaan. Wij gedenken met de tekst van oud-haven meester Hirdes. "Het is toch zeker en gewis, men eere die te eeren is. Ze namen als men 't wel beschouwt een voorbeeld aan Frans IMaerebout. Die held, zo kreeg ik eens te horen, is ook als Veerenaar geboren. Het nageslacht zal eens getuigen. Gewis, en daar besluit ik mee: In Veere daar woonden mannen, Het waren helden van de zee!"* Tot besluit In mijn ouderlijk huis was ik als zoon van de toenmalige reddingbootschipper steeds nauw betrokken bij de verrichtingen van Station 284. Ruim een halve eeuw later ken ik de feiten en gebeurtenissen als het ware nog uit het hoofd. De roep om hulp en bijstand van de reddingspost staat me nog helder voor de geest, als de dag van gisteren. Frans A.J. Minneboo Deel vnn het gedicht dat Hirdes mankte naar aanleiding van de reddingsopemtie Ebro in 1958. Vogelnestjes Op zaterdagmiddag 11 mei 1805 ging Louis van Turen uit Veere op pad om een natuurwandeling te maken. De achttienjari ge Louis was geboren in Groningen en woonde sinds vijf jaar in het Zeeuwse stadje, waar hij als loodgieter de kost ver diende. Hij was van plan vogelnestjes te gaan zoeken en om over de sloten te kun nen springen, had hij zijn springstok mee genomen. Het Walcherse landschap zag er heel anders uit dan tegenwoordig en was wer kelijk een lust voor het oog, zeker op zo'n mooie lentedag. Het eiland zou niet voor niets zo'n honderd jaar later "de tuin van Zeeland" worden genoemd. Er stonden veel meer bomen en struiken en de paden, die voor het merendeel nog onverhard waren, kronkelden zich door het land schap. De akkers en weiden waren klein en omgeven door heggen en sloten. Kort om, een ideale omgeving voor vogels om te nestelen. En nesten waren er genoeg, zelfs van vogels die nu niet meer op Walcheren voorkomen. In de knotwilgen broedden steenuilen en gekraagde roodstaarten. Er waren geelgorzen en boompiepers en in de weilanden rond Schellach broedden naast kieviten en tureluurs ook zomertalin- gen. En als Louis geluk had, kon hij een ooievaar of een lepelaar zien. Om halfdrie kwam hij zijn stadgenoot Herman de Vroom tegen, die in de richting van Gapinge liep om aardappelen te halen. Herman was slagersknecht van beroep en even oud als hij. Ze kenden elkaar al vanaf het moment dat Louis in Veere was komen wonen, en ze besloten

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 22