over de sloot, waarop de lammetjes ervan door gingen. "Bliksem, gaat gij voor ons lopen?" zei Louis. Herman rende achter de dieren aan en gooide de springstok in hun richting. Hij raakte een lam en toen dat versuft was neergevallen, kreeg het van Herman de genadeslag. Hij sloeg daarbij zo hard dat de stok in tweeën brak. Kwaad daarover smeet hij de stukken in de sloot, waar ze als stille getuigen bleven liggen. Daarna gingen de twee er in allerijl van door. Het tweede lam liep echter luid bla tend door de wei, en dat werd gehoord door Leijn Leijs. Samen met zijn knecht ging hij poolshoogte nemen en toen ze in de gaten kregen wat er was gebeurd, zet ten ze de achtervolging in. Vrij spoedig haalden Leijn en zijn knecht het tweetal in en hielden hen staande. Als kleine jongens smeekten ze om vergeving en ze boden het dubbele van de waarde van het gedode lam. Louis had er zelfs zijn horloge voor over gehad, ware het niet dat hij het niet bij zich had, als zij verder met rust gelaten zouden worden. Maar de boer nam geen genoegen met het aanbod en gelastte hen mee te komen. In Veere wilde hij bij de baljuw aangifte doen. Ontsnapt Rond halfacht kwam het gezelschap aan bij de stadspoort. Hier zagen de knapen hun kans schoon en ontkwamen aan hun belagers. De rest van de avond en nacht hielden ze zich schuil voor de gerechtsdie naren die naar hen uitkeken. Maar hun vrijheid duurde niet lang, want toen ze de volgende morgen de stadspoort door wilden gaan, werden ze alsnog in de kraag gevat en aan de baljuw overgele verd. Gelukkig liet deze hen niet opsluiten in de Montfoortse Toren die als gevangenis in gebruik was. Ze mochten naar huis, in afwachting van hun proces. Op 6 juli werd Louis, die kennelijk als hoofddader werd gezien, voor een verhoor op het stadhuis ontboden. In de schepen kamer werd hij door de baljuw en twee schepenen ondervraagd. Zoals toen ge bruikelijk, gebeurde dat aan de hand van een vragenlijst die van tevoren was opge steld en waarvan niet werd afgeweken. De secretaris noteerde alle antwoorden. Louis keek niet vreemd op van die deftige heren met hun gepoederde pruiken die hem talloze vragen stelden. Hij had dit eer der meegemaakt toen hij vanwege een ruzie was opgepakt en had moeten voor komen. Toen was hij er met een geldboete vanaf gekomen, maar nu vreesde hij dat hij in de gevangenis terecht zou komen. Tien dagen later werden Louis en Herman samen verhoord en weer tien dagen later vonden er twee verhoren plaats. Eerst van het tweetal samen met Lena Foket en daarna samen met Leijn Leijs en twee van zijn knechten. Als bewijsstuk toonde de baljuw de twee stukken van de gebroken springstok. Tijdens alle verhoren probeer de Louis de schuld in de schoenen van Herman te schuiven. Deze hield hardnek kig vol dat ze allebei schuldig waren en ze samen de vogeltjes en het lam hadden gedood. Op de vraag aan Louis waarom hij dan gevlucht was als hij toch niet schul-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2006 | | pagina 25