kopen. Soms waren dat boerenzoons, die zich uitsluitend op de melkverkoop gingen toeleggen en er hun beroep van maakten. De melkwijken kregen steeds meer econo mische waarde en ze werden dan ook duur betaald. Er waren fabriekjes die voor hun afzet gingen concurreren, en melkboe ren en slijters die eikaars klanten probeer- Directeur van de melkfabriek was Van Varick. De overkoepelende organisatie werd de Walcherse, later Zeeuwse Melk- federatie genoemd. Deze bestond uit drie groepen: - de veehouders; - de melkfabriek; - de melkhandel. den af te nemen. Ook waren er boeren die hun melk niet meer aan de fabriek lever den maar aan de slijters (centen en halve centen werden belangrijk). De melkfabriek Walcheren kreeg daardoor te kampen met tekorten. Het werd tijd om te praten en te organise ren. De melkhandel had een vereniging en een uitgiftepand (aan de Wal, ca. 1920). Bedrijfsbaas was C. Polderman en voorzit ter was L. Lorier. Er werden meer belan gengroepen gevormd, niet alleen door de melkhandel. De boeren werden allen lid van de melkfabriek, met leveringsplicht. Melkman de Bruijn van de Seisweg met zijn hondenspan, omstreeks 1930. De heer Zee werd namens 'Walcheren' algemeen secretaris en hij is dat altijd gebleven. De vereniging werd groter en hechter en verhuisde omstreeks 1928 naar het Hof plein. Hier was een ruimer gebouw met kantoor, ketelhuis, koelcel met opslag voor boter, margarine, eieren enzovoorts. De losse melk werd in grote tanks opgesla gen. Dit pand was vrijgekomen door de verhuizing van de stoomzuivelfabriek Wal-

Tijdschriftenbank Zeeland

de Wete | 2007 | | pagina 16